Toegang krijgen tot de buitenste en binnenste filterelementen
1. Voer nu 'Verplichte veiligheidsuitschakelprocedure' op pagina 10 uit.
2. Open de motorkap.
3. Ontgrendel de klemmen op de luchtfilterbehuizing en verwijder de
elementkap.
4. Verwijder eventueel vuil van de kap.
Filterelementen vervangen
1. Voer nu 'Verplichte veiligheidsuitschakelprocedure' op pagina 10 uit.
2. Verwijder voorzichtig het buitenste filterelement (F, Afbeelding 78). Ver-
wijder het binnenste filterelement (G) alleen als u dit moet vervangen. Als u
het binnenste filterelement niet vervangt, gaat u door met stap 8.
3. Voordat u het binnenste filterelement (G) uit de behuizing haalt, moet u alle
vuil verwijderen dat zich in de behuizing heeft opgehoopt. Laat het binnenste
filterelement tijdens deze stap zitten om te voorkomen dat er vuil in het
inlaatspruitstuk van de motor komt.
4. Verwijder het binnenste filterelement.
5. Verwijder stof en vuil uit de behuizing (E) en de kap (C). Laat het binnenste
filterelement tijdens deze stap zitten om te voorkomen dat er vuil in het
inlaatspruitstuk van de motor komt.
6. Controleer de binnenkant van de behuizing op enige schade die de elementen
kan storen.
7. Verwijder het oude binnenste filterelement en plaats het nieuwe binnenste
filterelement.
8. Plaats het buitenste filterelement terug.
9. Vergrendel de klemmen (D) om de kap te bevestigen (C).
10. Controleer de slangaansluitingen en zorg dat ze allemaal goed zijn vastgezet
met de klemmen.
50940018/EP0313
115