7 Beschrijving van de modi
Bij de selectie van de patiëntengroep Volwassene wordt een
frequentie van 30:2 in de modus CPR Handmatig afgegeven. De
metronoom kan in het operatormenu worden gedeactiveerd.
Terwijl het metronoom is geactiveerd, worden de alarmen in de
CPR-modus via een alternatieve alarmmelder afgegeven.
Bij de start van de CPR-modus wordt Air Mix automatisch
uitgeschakeld om een beademing met 100 % zuurstof te
garanderen. In de modi CPR Handmatig en CPR CCSV kunt u Air
Mix niet activeren. In de modus CPR IPPV kunt u Air Mix activeren.
Bij het verlaten van de CPR-modus wordt de Air Mix-instelling
behouden.
Na het verlaten van de CPR-modus gaat het apparaat altijd naar de
modus IPPV. Bij de geactiveerde optie Capnografie kunt u in de
CPR-modus een manometer- of een curveweergave instellen
(zie "6.3.8 Voorinstellingen patiënt", pagina
135).
In de modus CPR Handmatig kunnen afzonderlijke ademteugen
handmatig via de MEDUtrigger worden toegediend. Deze modus
wordt bij de start van de reanimatie gebruikt bij een niet gezekerde
luchtweg. In de modus CPR Handmatig worden de algoritmen
15:2 en 30:2 ondersteund. In deze algoritmen worden telkens 15
of 30 metronoomslagen gegeven, waarvan de laatste 5 tonen een
toenemende toonfrequentie hebben en zo de beademingsfase
aankondigen. In de beademingsfase dient u de beademingsteugen
handmatig via de MEDUtrigger toe. De verhouding I:E ligt daarbij
altijd bij 1:1. De ingestelde maximale beademingsdruk (pMax)
waarborgt de veiligheid van de patiënt.
De continue modus CPR IPPV is bestemd voor de beademing
onder hartmassage na een gezekerde luchtweg en komt overeen
met een aangepaste IPPV beademing.
Tijdens de analyse van de defibrillator kunt u de continue
beademing op pauze zetten, om artefacten tijdens de analyse van
de defibrillator te vermijden.
2
169
MEDUMAT Standard
NL