7 Beschrijving van de modi
7.3 Beademingsmodi
7.3.1 IPPV-modus
148
NL
MEDUMAT Standard
•
Als de optie Flowmeting + ASB niet geactiveerd is: Bij een
ingestelde PEEP-waarde > 0 mbar moet de patiënt door zijn
spontane ademinspanning een onderdruk van ten minste -
1,2 mbar onder de ingestelde PEEP-waarde produceren, om
een inspiratorische trigger van het apparaat te activeren.
•
Als de optie Flowmeting + ASB niet geactiveerd is: Wanneer
geen PEEP-waarde is ingesteld (PEEP-waarde = 0), moet de
patiënt een onderdruk van ten minste -0,8 mbar produceren,
om een inspiratorische trigger te activeren. Stel bij het gebruik
van geassisteerde beademingsmodi veilig dat de patiënt
voldoende ademinspanningen vertoont. Als dit niet het geval
is, dan kan de trigger-gevoeligheid worden verhoogd door een
PEEP-waarde > 2 mbar in te stellen. Mocht de patiënt dan ook
niet in staat zijn een trigger te activeren, dan moet de
verplichte frequentie dienovereenkomstig hoog worden
gekozen om een voldoende beademing van de patiënt te
waarborgen.
•
Wanneer de optie Flowmeting + ASB is geactiveerd, kunt u de
inspiratorische trigger onafhankelijk van de PEEP instellen.
•
Bij een wissel naar de CPR-modus zet het apparaat de PEEP-
waarde automatisch op 0 mbar.
•
Bij een wissel van de CPR-modus naar een andere
beademingsmodus wisselt het apparaat automatisch van de
vooringestelde pMax-waarde voor CPR naar de vooringestelde
pMax-waarde voor alle andere beademingsmodi
(zie "6.3.8 Voorinstellingen patiënt", pagina
•
De beademingsparameters zijn onderling afhankelijk.
Voorbeeld: pMax is altijd groter dan de PEEP-waarde.
Beschrijving
Afkorting
Lange vorm
2
135).
IPPV
Intermittent Positive Pressure
Ventilation