Installeren, instellen en configureren
De spraaksnelheid van de gesproken begeleiding aanpassen
1
Ga vanaf het bedieningspaneel naar Instellingen > Apparaat > Toegankelijkheid > Spraaksnelheid.
2
Selecteer de spraaksnelheid.
Het standaard hoofdtelefoonvolume aanpassen
1
Ga vanaf het bedieningspaneel naar Instellingen > Apparaat > Toegankelijkheid.
2
Het volume van de hoofdtelefoon aanpassen.
Opmerking: Het volume neemt weer de standaardwaarde aan nadat de gebruiker de
toegankelijkheidsmodus verlaat of wanneer de printer uit de slaap- of sluimerstand wordt gehaald.
Het standaardvolume van de interne luidspreker aanpassen
1
Veeg op het bedieningspaneel naar rechts.
2
Pas het volume aan.
Opmerkingen:
•
Als Stille modus is ingeschakeld, zijn de auditieve alarmen uitgeschakeld. Deze instelling leidt ook tot
tragere printerprestaties.
•
Het volume neemt weer de standaardwaarde aan nadat de gebruiker de toegankelijkheidsmodus
verlaat of wanneer de printer uit de slaap- of sluimerstand wordt gehaald.
Gesproken wachtwoorden of pincodes inschakelen
1
Ga vanaf het bedieningspaneel naar Instellingen > Apparaat > Toegankelijkheid > Gesproken
wachtwoorden/pincodes.
2
Schakel de optie in.
Printer instellen voor faxen
De faxfunctie instellen met analoge fax
Opmerkingen:
•
Er moet een faxkaart zijn geïnstalleerd zodat de printer de analoge fax kan gebruiken.
•
Sommige verbindingsmethoden zijn alleen van toepassing in bepaalde landen of regio's.
•
Als de faxfunctie is ingeschakeld, maar niet volledig is ingesteld, dan kan het indicatielampje rood
knipperen.
•
Als u geen TCP/IP-omgeving hebt, dient u het bedieningspaneel te gebruiken om uw faxinstellingen op
te geven.
Waarschuwing: mogelijke beschadiging: Raak de kabels of de printer in het aangegeven gebied niet aan
als een fax wordt verzonden of ontvangen om gegevensverlies of een printerstoring te voorkomen.
77