de Tones verschijnt er een "-------------". Druk op
[EXIT] om terug te keren naar het normale display.
7.4 Gemeenschappelijke
parameters voor alle Tones
→
[PATCH]
[F1] (Common)
1) Kies de Patch die u wilt gebruiken en ga naar de
PATCH Play-pagina.
2) Druk op [F1] (Common).
3) Kies met [F1]~[F5] de gewenste pagina.
Opmerking: Op elk van deze pagina's kunt u met TONE
SWITCH [1]~[4] iedere Tone in- en uitschakelen.
4) Plaats de cursor op de parameter die u wilt instel-
len.
5) Kies met de [VALUE]-regelaar of met [INC]/[DEC]
de gewenste waarde.
Opmerking: Als u een foutje maakt, kunt u op [UNDO]
drukken om de gemaakte wijziging op te heffen en opnieuw de
originele waarde van de parameter te kiezen.
6) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de PATCH
Play-pagina.
Opmerking: Links van de groep verschijnt een "*" om aan
te geven dat de instellingen werden gewijzigd. Vergeet niet de
Patch op te slaan (zie blz. 66) als u de wijzigingen wilt behou-
den.
Waarden aanpassen in grote stappen
Waarden wijzigen op de JV-2080 kunt u met de
[VALUE]-regelaar of met de [INC]/[DEC] knop-
pen. Voor elk van deze opties bestaat er een techniek
om de waarde sneller te wijzigen.
U kunt het proces versnellen door,
VALUE-rege-
terwijl u aan de [VALUE]-regelaar
laar
draait, op de regelaar zelf of op de
[SHIFT]-knop te drukken.
Patches programmeren, Gemeenschappelijke parameters voor alle Tones
→
[F1]~[F5]
Om de waarde sneller te verhogen
houdt u de [INC]-knop ingedrukt en
[INC]/[DEC]
drukt u op de [DEC]-knop. Om de
waarde sneller te verlagen doet u het
omgekeerde.
Common General pagina
→
[PATCH]
[F1] (Common)
Op deze pagina kunt u de Patch een naam geven en
nog een reeks andere parameters (zoals volume en
pan) instellen.
Patch Name
U kunt iedere Patch een naam geven die uit ten
hoogste twaalf tekens kan bestaan.
Patch Level (0~127)
Hiermee bepaalt u het algemene volume van de
gekozen Patch. Gebruik deze parameter om te voor-
komen dat bepaalde Patches veel harder klinken dan
de anderen. Met deze parameter zorgt u dus voor de
"juiste balans" tussen de Patches zodat de ene niet te
stil en de andere niet te luid klinkt.
Opmerking: Het volume van individuele Tones bepaalt u
met de Tone Level parameter (zie blz. 93).
Patch Pan (L64~0~63R)
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de Patch.
"L64" betekent dat de Patch zich helemaal links in
het stereobeeld bevindt, maar niet dat u rechts hele-
maal niets meer hoort. Deze parameter "verschuift"
namelijk alleen de voor de Tones geprogrammeerde
Pan-waarde
(zie "Tone Pan (L64~0~63R)" op blz. 93)
maar doet hem niet helemaal teniet.
Analog Feel (0~127)
Hiermee bepaalt u de diepte van het Analog Feel-
effect. Dit effect zorgt voor lichte zwevingen van de
toonhoogte d.m.v. 1/f modulatie die in de regel geas-
socieerd wordt met analoge synthesizers. Naar
gelang de instelling voor Analog Feel kan het een zeer
subtiel of overdreven "analoog gevoel" opleveren.
Bend Range Up
Hiermee bepaalt u hoeveel halve tonen de toonhoog-
te verschuift wanneer u de Bender hendel helemaal
naar rechts buigt. Zet u deze waarde op 12 en buigt u
de helemaal naar rechts, dan gaat de toonhoogte één
octaaf omhoog.
→
[F1] (General)
,
79