JV-2080 Handleiding
Performance
6.
programmeren
6.1 Tips over Performances
Performances kunt u in feite op drie manieren
gebruiken. Die overlopen we hier even, en we som-
men daarbij de essentiële instellingen voor elke toe-
passing op.
Patches stapelen (Layer)
•
Stel de Parts die u wilt stapelen op hetzelfde MIDI-
kanaal in (zie "Channel (1~16)" op blz. 75).
•
Kies de Parts die u wilt gebruiken (zie "Rx Switch
(On, Off)" op blz. 75).
•
Kies voor iedere Part de gewenste Patch ("Patch
Group" en "Patch Number" op blz. 74).
•
Kies voor iedere Part hetzelfde klavierbereik.
Klavier splitsen (Split)
•
Stel de Parts die u wilt stapelen op hetzelfde MIDI-
kanaal in (zie "Channel (1~16)" op blz. 75).
•
Kies de Parts die u wilt gebruiken (zie "Rx Switch
(On, Off)" op blz. 75).
•
Kies voor iedere Part de gewenste Patch ("Patch
Group" en "Patch Number" op blz. 74).
•
Kies voor de verschillende Parts complementaire
klavierzones (zie "K(ey) Range: Nootbereik" op
blz. 74).
Songs opnemen
•
Initialiseer een Performance (zie hiernaast).
•
Kies identieke MIDI-kanalen voor partijen waarvoor
u meerdere Parts wilt gebruiken (bijvoorbeeld de
melodie) (zie "Channel (1~16)" op blz. 75).
•
Zorg dat de Parts die u wilt gebruiken data ontvan-
gen (zie "Rx Switch (On, Off)" op blz. 75).
•
Kies voor iedere Part de gewenste Patch ("Patch
Group" en "Patch Number" op blz. 74).
Ter afsluiting nog enkele algemene opmerkingen in
verband met Performances.
•
In een Performance kunt u tot maximaal drie EFX'en
gebruiken (zie blz. 40).
•
Met de Copy-functie kunt u snel Part- (zie blz. 76)
en effectinstellingen (zie blz. 64) kopiëren.
72
•
U hoeft de Performance-mode niet te verlaten om de
Patch (Tone) instellingen van een Part te wijzigen
(zie blz. 76).
Opmerking: Voorbeelden van het gebruik van een Perfor-
mance vindt u op blz. 20, 23 en 23.
6.2 Performance
initialiseren
Soms is het handig om een Performance helemaal
"van 0" op te bouwen, in plaats van te vertrekken van
een bestaande Performance. Dat is vooral het geval
wanneer u een Performance maakt waarmee u een
song wilt opnemen/weergeven. Na het initialiseren
zien de instellingen er als volgt uit:
•
Voor de Parts 1~9 en 11~16 wordt de Patch PR-
A:001 64voicePiano gekozen, terwijl Part 10 de Rhy-
thm Set PR-A:001 PopDrumSet 1 krijgt toebedeeld.
Alle parameters staan op hun standaardwaarden.
•
Het MIDI-ontvangstkanaal van Part 1 is kanaal 1,
voor Part 2 kanaal 2 enz.
•
De ontvangstschakelaar staat voor alle Parts op ON.
1) Druk op [PERFORM] (de indicator licht op).
Het maakt niet uit welke Performance u hebt gese-
lecteerd.
2) Druk op [UTILITY] (de indicator licht op).
3) Druk op [F3] (Init) om naar de Performance Initia-
lize-pagina te gaan.
4) Kies met de [VALUE]-regelaar of met [INC]/[DEC]
de optie "DEFAULT".
5) Druk op [F6] (Execute) om een geïnitialiseerde
Performance aan te maken.
U keert terug naar de Perform Play-pagina. De naam
van de Performance is nu "INIT PERFORM".