Part Pan (L64~0~63R)
U raadt het: hiermee bepaalt u de stereopositie van
de Part. De waarde 0 betekent dat de Part zich precies
in het midden bevindt. Onthoud wel dat deze para-
meter de stereopositie van de Tones niet opheft,
maar wel verschuift. De spreiding van de Tones
(indien geprogrammeerd) blijft dus gedeeltelijk
overeind.
Coarse Tune (-48~+48)
Met deze parameter kunt u de aan de Part toegewe-
zen Patch transponeren. Het transpositiebereik
bedraagt ±4 octaven, zodat u echt wel flexibel kunt
werken.
Fine Tune (-50~+50)
Deze parameter dient dan weer voor het fijnstem-
men van een Part binnen een bereik van 100 cent
(wat dus exact een halve toon is). Gebruik deze para-
meter voor Chorus-achtige effecten of om echt valse
Parts toch juist te stemmen.
Voice Reserve (0~64)
Zoals u weet, is de JV-2080 64-stemmig polyfoon.
Wie met hart en ziel arrangeert, heeft de neiging om
zoveel mogelijk partijen te gebruiken, wat de
JV-2080 misschien niet altijd aankan. Vandaar dat u
met Voice Reserve stemmen kunt reserveren om te
zorgen dat bv. de melodie en de akkoorden altijd
overeind blijven, zelfs al zou de JV-2080 65 stemmen
moeten weergeven.
Deze parameter vertelt de JV-2080 alleen hoeveel
stemmen er in probleemsituaties beschikbaar moe-
ten zijn. Wanneer u er minder dan 64 gebruikt, is
deze parameter van weinig belang. Voor alle duide-
lijkheid willen we er hier nogmaals op wijzen dat
sommige Patches misschien beroep doen op alle 4 de
Tones. Elke Tone neemt telkens één stem per noot in
beslag.
Tussen haakjes ziet u hoeveel stemmen er nog
beschikbaar zijn (Rest).
Andere manier om Patches/Rhythm Sets te
kiezen
1) Ga op de PERFORM Play-pagina met [√][®] naar
de Part die u wilt instellen (het Part nummer wordt
in het display afgebeeld).
2) Houd [PERFORM] ingedrukt en druk op [PATCH]
om naar de Play-pagina voor de Patch of Rhythm
Set te gaan die aan de Part is toegewezen.
3) Gebruik verder de gekende werkwijze om een
Patch of Rhythm Set te selecteren.
Opmerking: Als u een foutje maakt kunt u steeds op
[UNDO] drukken om de gemaakte wijziging op te heffen en
opnieuw de originele waarde van de parameter te kiezen.
Performance programmeren, Part-gebonden instellingen
4) Druk op [PERFORM] of [EXIT] om terug te keren
naar de PERFORM Play-pagina.
MIDI-instellingen
→
[PERFORM]
[F4] (MIDI)
Deze pagina groepeert een aantal parameters die ver-
band houden met de manier waarop een Part MIDI-
commando's zendt en ontvangt.
Channel (1~16)
Met deze parameter wijst u een MIDI-ontvangstka-
naal aan de editeerbare Part toe. Voor deze parame-
ter is de Palette-functie soms een redder in de nood
omdat u dan meteen kunt achterhalen waarom er
telkens twee Parts klinken, terwijl het er maar één
mag zijn. Gebruik deze functie dus!
Rx Switch (On, Off)
Met deze parameter kunt u zorgen dat de gekozen
Part wel (ON) of geen (OFF) MIDI-data ontvangt.
Deze parameter wordt ook automatisch ingesteld
wanneer u op de PERFORM-pagina gebruik maakt
van de [RX]- en PART SELECT-knoppen om een
bepaalde Part in of uit te schakelen (zie blz. 73).
Rx Program Chg Switch (On, Off)
Met deze parameter bepaalt u of een Part al (ON)
dan niet (OFF) programmakeuze-commando's mag
ontvangen.
Rx Volume Switch (On, Off)
Met deze parameter bepaalt u of een Part al (ON)
dan niet (OFF) MIDI-volumecommando's mag ont-
vangen.
Rx Hold-1 Switch (On, Off)
Met deze parameter bepaalt u of een Part al (ON)
dan niet (OFF) MIDI Hold-commando's mag ont-
vangen.
Effecten
→
[PERFORM]
[F5] (Effects)
De effectparameters komen op andere plaatsen uit-
voerig aan bod: [F1] (General), blz. 40; [F2] (EFX
Param), blz. 45; [F3] (EFX Ctl), blz. 109; [F4] (Cho-
rus), blz. 63; [F5] (Reverb), blz. 63.
→
[F1]~[F5]
75