Effectinstellingen
3.
3.1 Effecten in- en
uitschakelen
Elk van de effectblokken heeft een eigen knop waar-
mee u dit blok snel in en uit kunt schakelen. Die
instelling geldt voor alle modes.
1) Druk op [EFX]/[CHORUS]/[REVERB] om het
betreffende effectblok in (de indicator licht op) of
uit (de indicator dooft) te schakelen.
Voor ieder ingeschakeld effectblok verschijnt er een
aanduiding ("EFX", "CHO" en "REV") op de Play-
pagina.
Uitgeschakelde effecten worden grijs afgebeeld.
Bij het creëren van nieuwe klanken is het misschien
een goed idee om alle effecten even uit te schakelen.
Op die manier kunt de veranderingen in het basisge-
luid beter beoordelen. Effecten uitschakelen kan ook
nodig zijn wanneer u de klanken met externe effec-
ten wilt bewerken.
3.2 Effectstructuur kiezen
De werking van de effecten hangt voor een groot deel
af van de manier waarop u ze binnen een Patch of
Performance met elkaar verbindtverbindt met
Patches, Performances enz. Wat dat betreft biedt de
JV-2080 nogal wat mogelijkheden, die we op de vol-
gende pagina's uit de doeken doen. We gaan daarbij
apart in op
Patches (zie hieronder)
Performances (zie blz. 40)
Rhythm Sets (zie blz. 43)
GM System (zie blz. 43)
Even een heel belangrijke opmerking: u wordt zo
meteen overstelpt met aansluitingen en parameter-
waarden waar ogenschijnlijk niet bijstaat waar de
betreffende waarde op slaat. Kijk altijd rechtsonder
in het display. Tussen de haakjes verschijnt de naam
Effectinstellingen, Effecten in- en uitschakelen
van de parameter die op dat moment met de cursor-
knoppen geselecteerd is. Als u een andere waarde
kiest, verandert ook de naam tussen haakjes. De
haakjes zijn dus uw houvast.
Effecten voor Patches
Iedere Patch bevat vier Tones (meer over de opbouw
van Patches vanaf blz. 77) en kan gebruik maken van
één EFX-effect.
De verkoppeling van de effecten wordt bepaald door
de Output Assign parameter. Het is dan ook raad-
zaam deze eerst in te stellen. Daarbij hebt u de vol-
gende mogelijkheden:
Het geluid wordt naar de Reverb, Chorus
en EFX gezonden.
EFX
Zie "Als Output Assign op EFX staat" op
blz. 38..
Het geluid wordt naar de Reverb, Chorus
en de "MIX" OUTPUT gestuurd. Kies deze
optie als u enkel wat galm en Chorus nodig
MIX
hebt.
"Als Output Assign op MIX staat" op
blz. 39.
Het geluid wordt naar de "DIRECT1" of
"DIRECT2" OUTPUT jacks gestuurd. Kies
DIR1, 2
deze optie als u het geluid extern wilt
bewerken (dus niet met de effecten van de
JV-2080).
Op de volgende bladzijden gaan we dieper op deze
opties in en laten we ook zien welke parameters u
kunt instellen voor iedere Tone en Patch.
Opmerking: Als u voor de Structure Type 1&2 en 3&4
parameters (Structure pagina [PATCH]→[F1] (Com-
mon)→[F3] (Struct)) één van de Types 2~10 kiest, worden
de uitgangssignalen van Tone 1 en 2 samengevoegd in Tone 2
en die van Tone 3 en 4 in Tone 4. In dat geval gelden de hier
gemaakte effectinstellingen dus ook voor respectievelijk Tone
1 en 3.
Ziehier de algemene werkwijze voor het instellen van
effectparameters.
1) Kies de Patch die u wilt gebruiken.
2) Druk op [EFX][CHORUS]/[REVERB] (de indica-
tors lichten op).
Hiermee schakelt u de effecten in.
3) Druk op [F6] (Effect).
4) Druk op [F1] (General).
37