4.2.4.6
LOG-lijst
De logs zijn onderverdeeld in drie verschillende
lijsten:
– Gebeurtenissenlog: bevat tot 50 gebeurtenissen
– Alarmlog: bevat tot 30 historische alarmen
– Batterijtestlog:
bevat
tot
batterijtests
Een gebeurtenis is bijv. het sluiten van een onderbre-
ker en het starten van de motor. Een alarm is bijv. een
te hoge stroom of te hoge koelwatertemperatuur. Een
batterijtest is bijv. test OK of test mislukt.
De LOG-lijst openen:
1. Open het LOG-menu.
2. Selecteer de gewenste loglijst met de knoppen
OMHOOG en OMLAAG en selecteer met de
ENTER-knop.
3. Om door de lijst te bladeren, gebruikt u de
knoppen OMHOOG en OMLAAG.
1
Datum en tijd van de gebeurtenis
2
Verrichting
3
Gebeurtenisnummer
4.3
De Qc2103™ bedienen en
instellen
4.3.1
Starten
– Schakel de batterijschakelaar in, indien van
toepassing.
52
historische
– Schakel stroomonderbreker Q1 uit.
– Draai de startschakelaar S20 naar positie I (AAN)
om de Qc2103™ controller in te schakelen.
– Selecteer de gewenste werkingsmodus op de
Qc2103™ controller (zie hoofdstuk "Werkmodi"
op pagina 33 voor de mogelijke opties).
– Om de generator op te starten in de manuele
modus:
•
Druk op de knop MAN op de Qc2103™
controller om de manuele modus te activeren.
•
Gebruik de START-knop om de generator te
starten.
•
Laat de generator opstarten tot de spanning en
frequentie OK zijn (
•
Schakel stroomonderbreker Q1 in.
– Om de generator op te starten in de automatische
modus:
•
Druk op de knop AUTO op de Qc2103™
controller om de automatische modus te
activeren.
•
Schakel stroomonderbreker Q1 in.
•
Selecteer de gewenste toepassingsmodus (zie
hoofdstuk "Toepassingsmodi" op pagina 43
voor de mogelijke toepassingen).
brandt).
Hz/V ok
- 35 -
•
De generator start automatisch op afhankelijk
van de gekozen applicatie:
In de eilandmodus start de generator
automatisch bij een startcommando (bijv. een
startsignaal op afstand of een ingestelde
timer).
In de AMF-modus start de generator
automatisch en schakelt hij over naar
generatortoevoer bij een netstoring, na een
instelbare wachttijd.
In de Lastovername-modus start de generator
automatisch wanneer een startcommando
wordt ontvangen (bijv. een startsignaal op
afstand of een ingestelde time) en schakelt hij
over naar generatortoevoer.
4.3.2
Tijdens de werking
Voer regelmatig de volgende controles uit:
– Controleer op de controller of alle displaywaarden
normaal zijn.
Vermijd dat de motor zonder
!
brandstof valt. Mocht dit toch
gebeuren, dan kan voorinspuiten
het starten versnellen.
– Controleer of er geen olie-, brandstof- of
koelvloeistoflekken zijn.
Vermijd langdurig werken op lage
!
belasting (< 30%). Dit kan leiden tot
vermogensverlies en hoger oliever-
bruik van de motor. Zie 'Lage belas-
tingen voorkomen'.