24 Voorkom overbelasting van de generator. De
generator is voorzien van stroomonderbrekers als
beveiliging tegen overbelasting. Wanneer een
stroomonderbreker is uitgeschakeld, dient u de
belasting te verminderen voordat u de machine
opnieuw inschakelt.
25 Wanneer
de
generator
wordt
noodstroomgenerator voor een publiek net, mag de
generator niet worden gebruikt zonder een
beveiligingssysteem dat de generator van het net
afkoppelt, zodra de stroomvoorziening van het net
weer is hersteld.
26 Verwijder nooit de afdekking van de uitgangsklem-
men terwijl de machine in werking is. Voordat de
bedrading wordt losgemaakt of aangesloten, moeten
de belasting en de stroomonderbrekers worden uit-
geschakeld, moet de machine worden stopgezet en
dient men te voorkomen dat de machine per onge-
luk kan worden gestart en dat er restspanning in de
vermogenkring aanwezig is.
27 Door de generator langdurig op lage belasting te
laten draaien, wordt de levensduur van de motor
verkort.
28 Wanneer de generator wordt gebruikt in de
afstandsmodus of auto-modus, volg dan altijd alle
relevante plaatselijke voorschriften.
1.5
Veiligheid tijdens onderhoud en
reparaties
Onderhoud
en
reparaties
mogen
uitgevoerd door goed opgeleid personeel, indien nodig
onder toezicht van een daartoe bevoegde persoon.
1
Gebruik alleen correct en in goede staat verkerend
gereedschap voor onderhoud en reparaties.
2
Onderdelen mogen alleen worden vervangen door
originele onderdelen van Atlas Copco.
3
Alle
werkzaamheden
controles mogen enkel worden uitgevoerd als de
machine stilligt. Zorg ervoor dat de machine niet
per ongeluk gestart kan worden. Daarbij dient u een
gebruikt
als
waarschuwingsplaat aan de startvoorziening te
bevestigen met de tekst: "Niet starten; werk in
uitvoering".
Bij machines, die worden aangedreven door een
verbrandingsmotor, dient u de batterij los te
koppelen en te verwijderen of de aansluitingen te
voorzien van isolerende doppen.
Bij elektrisch aangedreven machines dient u de
hoofdschakelaar in de open stand (machine uit) te
borgen en dient u de zekeringen te verwijderen.
Daarbij dient u een waarschuwingsplaat aan de
zekeringenkast of hoofdschakelaar te bevestigen
met de tekst: "Spanning niet inschakelen; werk in
uitvoering".
4
Voordat een motor of andere machine uit elkaar
gehaald of gereviseerd wordt, moet ervoor gezorgd
worden dat er geen beweegbare delen kunnen
omvallen of bewegen.
5
Zorg dat er nooit gereedschappen, losse onderdelen
of vodden in of op de machine blijven liggen. Laat
nooit lappen of losse kleding liggen in de buurt van
de luchtinlaat.
6
Gebruik nooit brandbare schoonmaaksolventen
(brandgevaar).
enkel
worden
7
Neem veiligheidsmaatregelen tegen giftige dampen
van reinigingsmiddelen.
8
Gebruik nooit machineonderdelen om op de
machine te klimmen.
9
Let nauwgezet op de netheid tijdens onderhoud en
reparaties. Houd het vuil weg door de onderdelen en
behalve
oppervlakkige
- 12 -
openingen met een schone doek, papier of kleef-
band af te dekken.
10 Verricht nooit las- of andere werkzaamheden waar-
bij hitte vrijkomt in de nabijheid van het brandstof-
of oliesysteem. Brandstof- en olietanks moeten vol-
ledig worden schoongemaakt, bijv. door middel van
stoomreiniging, voordat men dergelijk werk uit-
voert. Een drukvat mag nooit gelast worden of op
een andere manier worden gewijzigd. Bij booglas-
sen aan de machine moeten de alternatorkabels wor-
den losgekoppeld.
11 Ondersteun de trekstang en de as(sen), wanneer u
onder de machine werkt of wanneer u een wiel ver-
wijdert. Vertrouw nooit op vijzels.
12 Verwijder of wijzig geen geluiddempend materiaal.
Houd het materiaal vrij van vuil en vloeistoffen,
zoals brandstof, olie en reinigingsmiddelen. Ver-
vang het geluiddempende materiaal wanneer het
beschadigd is, om te voorkomen dat het geluidsni-
veau zou stijgen.
13 Gebruik uitsluitend door Atlas Copco of de machi-
nefabrikant aanbevolen of goedgekeurde oliën en
vetten. Zorg ervoor dat alle uitgekozen smeermid-
delen voldoen aan alle toepasselijke veiligheids-
voorschriften, vooral met betrekking tot gevaar
voor explosies en brand of het vrijkomen of ont-
staan van gevaarlijke gassen of dampen. Minerale
en synthetische oliën mogen niet worden gemengd.
14 Bescherm de motor, de alternator, de luchtinlaatfil-
ter en alle onderdelen van het bedieningssysteem en
het elektrische systeem enz. tegen het binnendrin-
gen van vocht wanneer u bijv. de machine reinigt
met een stoomreiniger.
15 Onderzoek de omgeving eerst op aanwezigheid van
brandbare materialen wanneer u werk uitvoert
waarbij warmte, vlammen of vonken vrijkomen.