Plaaten en aansluiten van begeleidingskabel
1.
Zet de begeleidingsdraad vast met
klikvergrendelingen aan de onderkant van het
laadstation.
2.
Bevestig de connector op de geleidingsdraad op
dezelfde wijze als bij de grensdraad in 3.5
Aansluiten van begrenzingskabel. Sluit deze aan
op de contactpen op het laadstation met de
aanduiding "guide".
3.
Leg de begeleidingskabel ten minste 2 meter
recht vanuit de voorkant van de laadplaat.
Als de geleidingsdraad in een doorgang moet
worden gelegd:
- De robotmaaier volgt de begeleidingskabel aan
dezelfde kant van de kabel naar en van het
laadstation. Dit betekent dat de robotmaaier altijd
links van de begeleidingskabel rijdt, gezien in de
richting van het laadstation.
32 - Nederlands
3. INSTALLATIE