3. INSTALLATIE
Afbakeningen in het werkgebied
Gebruik de begrenzingskabel om de gebieden in het
werkgebied af te bakenen door eilanden te creëren rond
niet stootvaste hindernissen, bijvoorbeeld borders,
struiken en fonteinen.
Obstakels die tegen een stootje kunnen, bijv. bomen
en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet afgegrensd
te worden met de begrenzingskabel. De robotmaaier
draait wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Om te zorgen voor een veilige en stille werking is het
raadzaam om alle vaste objecten in en rond het
werkgebied to isoleren.
Zorg ervoor dat het gazon vlak is en verwijder
gaten/kuilen in het werkgebied, om plassen bij hevige
regen te voorkomen.
Leg de kabel naar het gebied, trek hem rond het gebied
dat moet worden afgebakend en vervolgens weer terug
in het zelfde spoor. Indien u krammen gebruikt, moet u
de kabel op de terugweg onder dezelfde kram leggen.
Wanneer de begrenzingskabels naar en van het eiland
dicht bij elkaar liggen, kan de robotmaaier over de kabel
rijden.
De grensdraad mag niet worden gekruist op het traject
van en naar een eiland.
Obstakels die een lichte helling vertonen, bijvoorbeeld
stenen of grote bomen met bovengrondse wortels,
moeten worden geïsoleerd met een eiland of worden
verwijderd. De robotmaaier kan anders op zulke
obstakels glijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken en/of de robotmaaier zich vastrijdt.
Nederlands - 25