NL
15
Centrifugeerparameters invoeren
15.1
Directe invoer van de centrifugeerparameters
Het toerental (RPM), de relatieve centrifugaalversnelling (RCF), de centrifugeerradius (RAD) en de looptijd kunnen
direct met de toetsen
De ingestelde centrifugeerparameters worden pas na het starten van het centrifugeerproces opgeslagen.
15.1.1
Toerental (RPM)
Indien nodig de toets indrukken, om de
RCF
RPM-indicatie (RPM) te selecteren.
RPM/RCF
Met de toetsen de gewenste waarde
instellen.
15.1.2
Relatieve centrifugaalversnelling (RCF) en centrifugeerradius (RAD)
Indien nodig de toets indrukken, om de
RCF
RCF-indicatie ( RCF ) te selecteren.
RPM/RCF
Met de toetsen de gewenste RCF-waarde
instellen.
t
Indien nodig met de toetsen de gewenste
centrifugeerradius instellen.
15.1.3
Looptijd
De looptijd kan tot 1 minuut in stappen van 1 seconde en vanaf 1 minuut alleen in stappen van 1 minuut
worden ingesteld.
Om het continue bedrijf in te stellen, moeten de parameters t/min en t/sec op nul worden gezet. In de
tijdindicatie (t/min:s) verschijnt "--:--".
Voorbeeld:
>RCF<
RPM
t/min:s
t
Met de toetsen de gewenste waarde
instellen.
20/129
worden ingevoerd, zonder dat eerst de toets
Voorbeeld:
Voorbeeld:
Voorbeeld:
SELECT
moet worden ingedrukt.
RPM
>RCF<
t/min:s
RPM
>RCF<
t/min:s
RPM
>RCF<
t/min:s
RPM
>RCF<
t/min:s
RPM
>RCF<
t/min:s
>RCF<
RPM
t/min:s
>RCF<
RPM
t/min:s