07 Bestuurdersondersteuning
||
WAARSCHUWING
De adaptieve cruisecontrol is geen sys-
teem dat botsingen voorkomt. Grijp zelf in
zodra u merkt dat het systeem een voorlig-
ger niet registreert.
De adaptieve cruisecontrol reageert niet
op voetgangers of dieren noch op kleinere
voertuigen, zoals fietsen of motorfietsen
e.d. Lage aanhangers, tegenliggers, lang-
zaam rijdende en stilstaande voertuigen of
vaste obstakels worden eveneens gene-
geerd.
Gebruik de adaptieve cruisecontrol niet in
stadsverkeer of verkeersdrukte, op kruisin-
gen, bij gladheid, hevige regen- of snee-
uwval of slecht zicht en evenmin op weg-
gedeelten met een dikke laag water of
sneeuwmodder, op bochtige wegen of op
op- en afritten.
De afstand tot voorliggers (p. 205) wordt
hoofdzakelijk gemeten met een radarsensor
(p. 210). De cruisecontrol regelt de snelheid
door de stand van de gasklep aan te passen
en zo nodig af te remmen. Het is volkomen
normaal dat de remmen enige geluiden pro-
duceren, wanneer de adaptieve cruisecontrol
07
ze aanspreekt.
5
De file-assistent (p. 207) (auto's met een automatische versnellingsbak) kan een interval aan van 0–200 km/h (0–125 mph).
NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
6
202
WAARSCHUWING
Het rempedaal beweegt, wanneer de
adaptieve cruisecontrol remt. Laat uw voet
niet onder het rempedaal rusten – deze
kan bekneld raken.
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar het
door u ingestelde tijdsverschil (p. 205) ten
opzichte van voorliggers in dezelfde rijstrook
aan te houden. Als de radarsensor geen voor-
ligger registreert, houdt de auto in plaats
daarvan de snelheid aan die op de cruisecon-
trol werd ingesteld. Dit gebeurt ook als de
snelheid van de voorligger de ingestelde snel-
heid overschrijdt.
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar de
snelheid zo weinig mogelijk aan te passen. In
situaties waarin krachtig moet worden
geremd, dient u dan ook zelf te remmen. Dit
is bijvoorbeeld het geval bij grote snelheids-
verschillen of als de voorligger krachtig remt.
Door beperkingen van de radarsensor
(p. 210) is het mogelijk dat er onverwachts of
helemaal niet wordt geremd.
De adaptieve cruisecontrol is te activeren om
een tijdsverschil aan te houden ten opzichte
van een voorligger bij snelheden vanaf
5
30 km/h
(20 mph) tot een maximumsnelheid
van 200 km/h (125 mph). Als de snelheid tot
onder 30 km/h (20 mph) daalt of als het
motortoerental te laag wordt, wordt de
cruisecontrol stand-by (p. 206) gezet, waarna
er niet langer automatisch wordt afgeremd –
u moet dan zelf remmen om een veilige
afstand te houden tot voorliggers.
Waarschuwingssymbool – afremmen
noodzakelijk
Het remvermogen van de adaptieve cruise-
control is meer dan zo'n 40 % van de totale
remcapaciteit van de auto.
1. Waarschuwingslampje en geluidssignaal Colli-
6
sion Warning
.
Als de auto harder moet worden afgeremd
dan de adaptieve cruisecontrol aankan en u
remt zelf niet bij, dan wordt u er middels het
waarschuwingslampje van Collision Warning