Waarschuwing
Houd uw handen of gereedschap weg uit
de zuig- of persopening van de pomp
nadat de pomp is aangesloten op de voe-
dingsspanning, tenzij de pomp is uitge-
schakeld door de zekeringen te verwijde-
ren of door de netschakelaar uit te
schakelen. Zorg dat de voedingsspanning
niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Waarschuwing
Gebruik alleen de hijsbeugel van de motor
om de pomp omhoog te tillen. Gebruik
deze niet om de pomp in positie te houden
tijdens bedrijf.
Wij raden u aan om altijd Grundfos toebe-
horen te gebruiken om storingen als
N.B.
gevolg van een onjuiste installatie te voor-
komen.
De pompen zijn bedoeld voor bedrijf met
tussenpozen. Bij volledige onderdompe-
N.B.
ling in de verpompte vloeistof kunnen de
pompen ook continu draaien.
Zie paragraaf
10.2
7.1 Installatie op autokoppeling
Pompen die bestemd zijn voor een permanente
opstelling kunnen via geleidestangen worden
gemonteerd op een stationaire voetbocht, of kunnen
via een bovenwaterkoppeling worden gemonteerd.
Beide snelkoppelsystemen vergemakkelijken onder-
houd en service aangezien de pomp eenvoudig uit
de put kan worden gehesen.
Waarschuwing
Controleer alvorens aan de installatiepro-
cedure te beginnen, of de lucht in de
pompput niet mogelijk explosiegevaarlijk
is.
Zorg ervoor dat het leidingwerk wordt
geïnstalleerd zonder onnodige druk uit te
oefenen. De belasting van het leidingwerk
mag niet door de pomp worden gedragen.
N.B.
Wij raden u aan losse flenzen te gebruiken
om het installeren te vergemakkelijken en
om spanning op de leidingen bij de flenzen
en bouten te vermijden.
Gebruik geen elastische onderdelen of
balgen in het leidingwerk. Gebruik deze
N.B.
onderdelen nooit als een manier om het
leidingwerk uit te lijnen.
Bedrijfsmodi.
Voetbochtsysteem
Zie afb.
1
op pagina 24.
Ga als volgt te werk:
1. Boor montagegaten voor de beugel van de gelei-
destang binnenin de put en maak de beugel van
de geleidestang provisorisch vast met twee
schroeven.
2. Plaats het voetstuk van de automatische koppe-
ling op de bodem van de put. Gebruik een schiet-
lood om de juiste positionering te bepalen. Maak
de voetbochtkoppeling met zware keilbouten
vast. Als de bodem van de put ongelijk is, dan
moet het voetstuk van de automatische koppeling
worden ondersteund zodat dit voetstuk recht
staat bij het vastmaken.
3. Monteer de persleiding volgens de algemeen
bekende procedures, zonder de leiding te ver-
draaien of onder spanning te zetten.
4. Steek de geleidestangen in de ringen van het
voetstuk van de voetbocht en pas de lengte van
de geleidestangen aan ten opzichte van de
bovenste bevestigingsbeugel.
5. Schroef de provisorisch vastgemaakte beugel
van de geleidestang los, plaats deze boven op de
geleidestangen, en bevestig deze uiteindelijk ste-
vig aan de wand van de put.
De geleidestangen dienen absoluut geen
axiale speling te vertonen, aangezien dit
N.B.
veel lawaai veroorzaakt als de pomp in
bedrijf is.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd, voordat u de pomp erin plaatst.
7. Monteer de geleideklauw aan de persopening
van de pomp.
8. Schuif de geleideklauw omlaag langs de geleide-
stangen, en laat de pomp in de put zakken door
middel van een geborgde ketting die aan de
ophangbeugel is vastgemaakt. Wanneer de
pomp het voetstuk met automatische koppeling
bereikt, dan koppelt de pomp zich vanzelf.
Waarschuwing
Smeer de pakking van de geleidehaak met
vet in voordat u de pomp in de put laat
zakken.
Als de pomp het voetstuk heeft bereikt,
schudt u de pomp met behulp van de ket-
ting om er zeker van te zijn dat de pomp in
de juiste positie wordt geplaatst.
9. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenzijde van de pomp-
put en zorg ervoor dat de ketting niet in contact
kan komen met het pomphuis.
10. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet wordt beschadigd tijdens bedrijf. Maak de
trekontlaster vast aan een degelijke haak boven
in de put. Zorg ervoor dat de kabels niet geknikt
of afgekneld worden.
11. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan,
indien aanwezig.
9