Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld aangezien water
N.B.
dan via de kabel in de motor kan doordrin-
gen.
Bovenwaterkoppeling
Zie afb.
2
op pagina 24.
Ga als volgt te werk:
1. Plaats een bevestigingsbalk in de put.
2. Bevestig het stationaire deel van de snelkoppe-
ling boven op de bevestigingsbalk.
3. Bevestig het aangepaste stuk leiding voor het
draaibare gedeelte van de bovenwaterkoppeling
op de persaansluiting van de pomp.
4. Bevestig een harpsluiting en een ketting aan het
draaibare gedeelte van de bovenwaterkoppeling.
5. Verwijder eventueel uit de put voordat u de pomp
erin plaatst.
6. Laat de pomp in de put zakken door middel van
de geborgde ketting die aan de hijsbeugel is
vastgemaakt. Wanneer het draaibare gedeelte
van de bovenwaterkoppeling het stationaire
gedeelte bereikt, zullen deze twee zich automa-
tisch vastkoppelen.
7. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenzijde van de pomp-
put en zorg ervoor dat de ketting niet in contact
kan komen met het pomphuis.
8. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet wordt beschadigd tijdens bedrijf. Maak de
trekontlaster vast aan een degelijke haak boven
in de put. Zorg ervoor dat de kabels niet geknikt
of afgekneld worden.
9. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan,
indien aanwezig.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld aangezien water
N.B.
dan via de kabel in de motor kan doordrin-
gen.
10
7.2 Vrijstaande ondergedompelde
opstelling
Pompen voor vrijstaande ondergedompelde opstel-
ling kunnen vrij op de bodem van de put of vergelijk-
bare plaats staan. Zie afb.
De pomp moet op aparte voetstukken (toebehoren)
worden gemonteerd.
Om de pomp gemakkelijk te kunnen servicen moet
een flexibele verbinding of koppeling aan de perslei-
ding worden gemonteerd om deze gemakkelijk te
kunnen ontkoppelen.
Als een slang gebruikt wordt, zorg er dan voor dat de
slang niet knikt en dat de inwendige diameter van de
slang overeenkomt met die van de persopening van
de pomp.
Bij gebruik van een stugge leiding, bevestigt u de
verbinding of koppeling, de terugslagklep en de iso-
latie-afsluiter in de aangegeven volgorde, bekeken
vanaf de pomp.
Als de pomp in de modder of op een ongelijke onder-
grond wordt opgesteld, dan wordt aanbevolen om de
pomp met stenen of soortgelijk materiaal te onder-
steunen.
Ga als volgt te werk:
1. Bevestig een 90 ° bocht aan de persopening van
de pomp, en monteer hierop de persleiding of -
slang.
2. Laat de pomp in de vloeistof zakken met een ket-
ting die vastgemaakt is aan de hijsbeugel van de
pomp. Wij raden aan om de pomp op een vlakke
en stevige fundering te plaatsen. Zorg dat de
pomp aan de ketting hangt en niet aan de kabel.
3. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenzijde van de pomp-
put en zorg ervoor dat de ketting niet in contact
kan komen met het pomphuis.
4. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet wordt beschadigd tijdens bedrijf. Bevestig de
trekontlaster aan een geschikte haak. Zorg
ervoor dat de kabels niet geknikt of afgekneld
worden.
5. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan,
indien aanwezig.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet
worden ondergedompeld aangezien water
N.B.
dan via de kabel in de motor kan doordrin-
gen.
Als meerdere pompen in dezelfde put wor-
den opgesteld, moeten ze op hetzelfde
N.B.
niveau worden opgesteld voor optimale
pompwisseling.
3
op pagina 25.