FLUXUS F501
Profielcorrectie
Als u in het menupunt Spec. functie\SYSTEEM inst.\Meten\ProfileCorr 2.0 de lijstnotering With distur-
bance heeft gekozen, moet worden nagegaan of de meetopstelling geschikt is.
Als het aantal meetpaden is oneven en als er meer dan één meetkanaal geactiveerd is, dan verschijnt de volgende weergave:
A: Alone at measp
>NEE<
ja
• Kies nee als twee sensorparen in X-opstelling of in versprongen X-opstelling gemonteerd zijn (meetopstelling is
geschikt). De profilcorrectie 2.0 onder niet ideale inloopomstandigheden wordt gebruikt. Dwarsstromingseffecten worden
gecompenseerd.
• Kies ja als een sensorpaar gemonteerd is (meetopstelling is niet geschikt). De profilcorrectie 2.0 onder niet ideale
inloopomstandigheden kan niet gebruikt worden. De profilcorrectie 2.0 onder ideale inloopomstandigheden wordt
gebruikt. Dwarsstromingseffecten worden niet gecompenseerd.
• Druk op ENTER.
Als u ja heeft gekozen, verschijnen de volgende dialogen:
Disturb correct.
not applicable!
I assume ideal
inlet conditions
De sensorafstand instellen
Meten\Kanaal\...\Sensor afstand
De aanbevolen sensorafstand verschijnt in beeld.
• Bevestig de sensoren aan de buis en stel de sensorafstand in.
• Druk op ENTER.
Reflec – reflectieopstelling
Diagon – doorstralingsopstelling
De sensorafstand is de afstand tussen de binnenkant van de sensoren.
Voor zeer kleine buizen is bij een meting in de diagonale mode een negatieve sensorafstand mogelijk.
Opmerking!
De nauwkeurigheid van de aanbevolen sensorafstand hangt af van de nauwkeurigheid van de ingetoetste buis- en
mediumparameters.
Het diagnosevenster verschijnt in beeld, zie Afb. 9.1.
Fijninstelling van de sensorafstand
• Als de aangegeven sensorafstand is ingesteld, drukt u op ENTER.
De meetprocedure voor het positioneren van de sensoren wordt gestart.
Het balkendiagram S= geeft de amplitude van het ontvangen signaal aan, zie Afb. 9.1.
• Verschuif een van beide sensoren lichtjes binnen de aanbevolen sensorafstand, tot het balkendiagram zijn max. lengte
bereikt (max. 6 blokjes).
■<>■: sensorafstand
time: looptijd van het meetsignaal in μs
S: signaalamplitude
Q: signaalkwaliteit, balkdiagram moet maximale lengte bereiken
Als het signaal niet voldoende is voor een meting, wordt Q= UNDEF weergegeven.
UMFLUXUS_F501V1-4NL, 2022-03-01
9 Meting
9.3 De meting starten
79