Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Gedrag Van De Alarmuitgangen; Schijnbare Schakelvertraging; De Alarmen Resetten En Initialiseren; Alarmuitgangen Tijdens De Sensorpositionering - Flexim FLUXUS F501 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

16 Uitgebreide functies

16.10 Gedrag van de alarmuitgangen

16.10
Gedrag van de alarmuitgangen

16.10.1 Schijnbare schakelvertraging

De meetwaarden en waarden van de totalisator verschijnen afgerond op 2 cijfers achter de komma in beeld. De grens-
waarden worden echter vergeleken met de niet afgeronde meetwaarden. Daarom kan er bij een zeer kleine verandering
van de meetwaarde (kleiner dan 2 decimalen) een schijnbare schakelvertraging ontstaan. De schakelnauwkeurigheid van
de uitgang is in dit geval groter dan de nauwkeurigheid van de weergave.

16.10.2 De alarmen resetten en initialiseren

Na een initialisatie van de transmitter worden alle alarmuitgangen als volgt geconfigureerd:
Tab. 16.2: Alarmstatus na een initialisatie
func
typ
mode
Grens
Druk tijdens de meting 3 maal op de toets C om alle alarmuitgangen in de rusttoestand terug te zetten. Alarmuitgangen
waarvan nog aan de schakelvoorwaarde wordt voldaan, worden na 1 s weer geactiveerd. Deze functie wordt gebruikt om
alarmuitgangen van het type HOUDEN te resetten als niet meer aan de schakelvoorwaarde wordt voldaan.
Met een druk op de toets BRK stopt u de meting en gaat u naar het hoofdmenu. Alle alarmuitgangen worden stroomloos
geschakeld, ongeacht de geprogrammeerde rusttoestand.

16.10.3 Alarmuitgangen tijdens de sensorpositionering

Aan het begin van de sensorpositionering (balkendiagram) worden alle alarmuitgangen in hun geprogrammeerde rusttoe-
stand teruggezet.
Als men tijdens de meting het balkendiagram kiest, worden alle alarmuitgangen in hun geprogrammeerde rusttoestand te-
ruggeschakeld.
Een alarmuitgang van het type HOUDEN die tijdens de voorafgaande meting geactiveerd is, blijft na de sensorpositionering
in rusttoestand als niet meer aan zijn schakelvoorwaarde wordt voldaan.
Het schakelen van de alarmuitgangen in de rusttoestand verschijnt niet in beeld.

16.10.4 Alarmuitgangen tijdens de meting

Een alarmuitgang met de schakelvoorwaarde MAX of MIN wordt max. eenmaal per seconde geactualiseerd om brommen
te voorkomen (d.w.z. schommelen van de meetwaarden rond de waarde van de schakelvoorwaarde).
Een alarmuitgang van de type NIET-HOUDEN wordt geactiveerd, als aan de schakelvoorwaarde wordt voldaan. Hij wordt
gedeactiveerd, als niet meer aan de schakelvoorwaarde wordt voldaan. Hij blijft echter min. 1 s geactiveerd, ook als korter
aan de schakelvoorwaarde wordt voldaan.
Alarmuitgangen met schakelvoorwaarde GRTHD. worden geactiveerd, als de grenswaarde bereikt is.
Alarmuitgangen met schakelvoorwaarde FOUT worden pas na meerdere mislukte meetpogingen geactiveerd. Hierdoor lei-
den typische kortstondige storingen van de meting (bijv. het aanzetten van een pomp) niet tot activering van het alarm.
Alarmuitgangen met schakelvoorwaarde +→- -→+ en van het type NIET-HOUDEN worden bij elke verandering van de
stroomrichting voor ca. 1 s geactiveerd, zie Afb. 16.1.
Alarmuitgangen met schakelvoorwaarde +→- -→+ en van het type HOUDEN worden na de eerste verandering van de
stroomrichting geactiveerd. Zij kunnen door drie drukken op de toets C teruggeschakeld worden, zie Afb. 16.1.
112
UIT
NIET-HOUDEN
SLUITER
0.00
FLUXUS F501
2022-03-01, UMFLUXUS_F501V1-4NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave