9 Meting
9.2 Meetinstellingen
9.2.3.1
De meetwaardeoutput
Uitgangbereik
Foutwaarde
Active loop
Output Test
zie bijvoegsel A, p. 136
• Kies een lijstnotering.
– 4/20 mA
– ander bereik...
• Druk op ENTER.
• Als u ander bereik kiest, voert u de waarden Uitgang MIN en Uitgang MAX in.
• Druk na elke invoer op ENTER.
Foutenoutput
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Procesuitgangen\...\Foutwaarde I1
In de volgende dialoog kan een foutwaarde vastgelegd worden, die uitgevoerd wordt als de brongrootte niet gemeten kan
worden, b.v. bij vaste deeltjes in het medium.
• Kies een lijstnotering voor de foutenoutput, zie Tab. 9.2.
• Druk op ENTER.
• Als u Andere waarde kiest, voert u een foutwaarde in. Deze waarde moet binnen het outputbereik liggen.
• Druk op ENTER.
Opmerking!
De instellingen worden aan het einde van de dialoog opgeslagen.
Tab. 9.2:
Foutenoutput
foutwaarde
Minimum
Hou laatste wrde
Maximum
Andere waarde
Voorbeeld
brongrootte:
volumestroom
uitgang:
stroomuitgang
outputbereik:
4...20 mA
foutwaardevertraging: t
d
(zie paragraaf 9.2.5 en Tab. 9.3)
De volumestroom kan tijdens de tijdinterval t
meten worden. De foutwaarde wordt uitgevoerd.
74
Bron
resultaat
output van de onderste grenswaarde van het outputbereik
output van de voor het laatst gemeten waarde
output van de bovenste grenswaarde van het outputbereik
De waarde moet handmatig ingetoetst worden. Hij moet binnen de grenswaarden van de uitgang liggen.
> 0
...t
0
1
Outputbereik
Bij de configuratie van een analoge uitgang moet nu het
outputbereik worden vastgelegd.
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Procesuitgan-
gen\...\Uitgangbereik I1
• Kies het menupunt Spec. functie\SYSTEEM inst.\
Procesuitgangen\...\Uitgangbereik I1.
• Druk op ENTER.
v [m³/h]
niet ge-
FLUXUS F501
t
t
t
0
1
2022-03-01, UMFLUXUS_F501V1-4NL