FLUXUS F501
Vrije in- of uitloop
Kies het meetpunt op een plaats op de buis die niet kan leeglopen, zie Afb. 3.13 en Afb. 3.14.
Afb. 3.13: Aanbevolen aanbrenging van de
sensoren
3.4
Ongestoord stromingsprofiel
Veel doorstromingselementen (b.v. bochtstukken, ventielen, pompen, reducties) veroorzaken een lokale vervorming van
het stromingsprofiel. Het voor een correcte meting vereiste axiaalsymetrische stromingsprofiel in de buis bestaat dan niet
meer. Door zorgvuldige keuze van het meetpunt is het mogelijk, de invloed van storingsbronnen te beperken.
Het is buitengewoon belangrijk dat u een meetpunt kiest dat op voldoende afstand van storingsbronnen ligt. Alleen dan
kunt u verwachten dat het stromingsprofiel zich volledig gevormd heeft. Meetresultaten kunnen echter ook worden
geleverd als de afstanden ten opzichte van storingsbronnen om praktische overwegingen niet in acht kunnen worden
genomen (niet ideale inloop), zie paragraaf 16.5.
De voorbeelden in Tab. 3.1 tonen de aanbevolen rechte in- of uitlooptrajecten voor de verschillende types storingsbron-
nen van doorstromingen.
Tab. 3.1:
Aanbevolen afstanden t.o.v. storingsbronnen;
D – nominale diameter op het meetpunt,
l – aanbevolen afstand tussen de storingsbron en de sensorpositie
storingsbron: 90°-bochtstuk
inloop: l ≥ 10 D
l
storingsbron: 2 × 90°-bochtstukken op verschillende niveaus
inloop: l ≥ 40 D
l
UMFLUXUS_F501V1-4NL, 2022-03-01
Afb. 3.14: Ongunstige aanbrenging van de
sensoren
uitloop: l ≥ 5 D
l
uitloop: l ≥ 5 D
l
3 Grondbeginselen
3.4 Ongestoord stromingsprofiel
17