16 Uitgebreide functies
16.2 NoiseTrek-parallelstraal-mode (optie)
Overloop van de totalizers
U kunt instellen hoe de totalizers reageren bij overloop:
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Meten\Hoev. wrapping
• Kies het menupunt Spec. functie\SYSTEEM inst.\Meten.
• Kies aan om met overloop te werken.
De totalizer wordt automatisch teruggezet op nul zodra ±9999999999 is bereikt.
• Kies uit om zonder overloop te werken.
De waarde van de totalisator stijgt tot aan de interne begrenzing van 10
nentiële schrijfwijze (±1.00000E10) in beeld. De totalizer kan alleen handmatig terug op nul worden teruggezet.
• Druk op ENTER.
Ongeacht de instelling kunnen de totalisators handmatig terug op nul worden gezet.
Opmerking!
Het overlopen van een totalizer heeft gevolgen voor alle outputkanalen, bijv. op de datalogger en de online-over-
dracht.
De output van de som van beide totalisators (de doorvoerhoeveelheid Q) van een uitgang is, nadat één van de tota-
lisator de eerste keer is overgelopen (wrapping) niet meer geldig.
Om het overlopen van een totalisator te melden, moet er een alarmuitgang geactiveerd worden met de schakelvoor-
waarde GRTHD. en het type HOUDEN.
16.2
NoiseTrek-parallelstraal-mode (optie)
De NoiseTrek-parallelstraal-mode werkt met parallel aangebrachte sensoren. Hij is bedoeld ter verbetering van de sig-
naalkwaliteit bij metingen aan kleine buizen of zeer sterk dampende vloeistoffen.
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Meten\Enable NoiseTrek
• Kies het menupunt Meten.
• Druk op ENTER totdat het menupunt Enable NoiseTrek wordt weergegeven.
• Kies aan om de NoiseTrek-parallelstraal-mode vrij te geven en uit om hem te blokkeren.
• Druk op ENTER.
16.3
Bovenste grenswaarde van de stromingssnelheid
In een sterk gestoorde omgeving kunnen uitschieters bij de meetwaarden van de stromingssnelheid voorkomen. Als de
uitschieters niet verworpen worden, hebben ze gevolgen voor alle afgeleide meetgrootheden, die dan ongeschikt zijn voor
integratie (bijv. impulsuitgangen).
Het is mogelijk, alle gemeten stromingssnelheden te negeren, die een vooraf ingestelde bovenste grenswaarde over-
schrijden. Deze meetwaarden worden als uitschieter gemar-keerd.
De bovenste grenswaarde van de stromingssnelheid wordt ingesteld in Spec. functie\SYSTEEM inst.\
Meten\Snelheid grens.
Spec. functie\SYSTEEM inst.\Meten\Snelheid grens
• Toets nul in om de controle op uitschieters uit te schakelen.
• Toets een grenswaarde > 0 in om de controle op uitschieters in te schakelen. De gemeten stromingssnelheid wordt dan
vergeleken met de ingetoetste bovenste grenswaarde.
• Druk op ENTER.
Als de stromingssnelheid hoger ligt dan de bovenste grenswaarde,
• wordt de meetwaarde als ongeldig gemarkeerd. De meetgrootheid kan niet be-paald worden.
• verschijnt achter de maateenheid een (!), bij een normale fout verschijnt er een (?) in beeld.
104
38
. De waarden verschijnen, indien nodig, in expo-
2022-03-01, UMFLUXUS_F501V1-4NL
FLUXUS F501