49
• Terwijl Alarm hoog ingeschakeld is geselecteerd, drukt u op de overeenkomstige virtuele toets om te
schakelen tussen de opties voor inschakelen of uitschakelen. Het vinkje bevestigt dat de parameter is
ingeschakeld.
• Druk op de
-toets om op te slaan.
b
Alarm hoog (Alarm hoog ingeschakeld geselecteerd)
Hiermee kunnen gebruikers de bovengrenswaarde voor het alarm instellen.
• Om de waarde te wijzigen, terwijl Alarm Hoog is geselecteerd, drukt u op
toetsen om te wijzigen.
• Druk
BEVESTIG
om op te slaan. Na bevestiging stopt de waarde met knipperen.
• Druk op de TERUG-toets om terug te keren naar het menu.
Een regelinstelpuntwaarde kan niet hetzelfde zijn als het alarminstelpunt.
Ô
Alarm laag ingeschakeld
Opties: Ingeschakeld, Uitgeschakeld
• Terwijl Alarm laag ingeschakeld is geselecteerd, drukt u op de overeenkomstige virtuele toets om in of
uit te schakelen. Het vinkje bevestigt dat de parameter is ingeschakeld.
• Druk op de
-toets, om op te slaan.
b
Alarm laag (Alarm laag ingeschakeld geselecteerd)
Hiermee kunnen gebruikers de ondergrenswaarde voor het alarm instellen.
• Om de waarde te wijzigen, terwijl Alarm Laag geselecteerd is, drukt u op
cijfer geeft aan dat de waarde kan worden gewijzigd met de omhoog/omlaag-toetsen.
• Druk op BEVESTIG. Na bevestiging stopt de waarde met knipperen.
• Druk op de
-toets, om terug te keren naar het menu.
b
INSTELL.
Druk op de pijltjes-
INSTELL.
Het knipperende
Kanaal