17
4. INSTALLATIE
4.1. INSTALLATIE HARDWARE
4.1.1. Algemene richtlijnen
• De controller is geschikt voor gebruik buitenshuis, maar installatie in direct zonlicht of in gebieden met
extreme temperaturen wordt niet aanbevolen.
• Gebaseerd op de specificaties van de controller, liggen de thermische omstandigheden van de installatie
in het bereik van -20 ºC tot 50 ºC.
• De controller moet worden geïnstalleerd in een gebied waar trillingen en elektromagnetische interferen-
tie tot een minimum worden beperkt.
• Ongebruikte kabeldoorvoeropeningen moeten stevig worden afgedicht met Type 4X of IP66 doorvoer-
pluggen om de beschermingsklasse te behouden.
• Gemakkelijke toegang tot de controller moet ten alle tijde beschikbaar zijn.
• Veiligheidsmaatregelen moeten ten altijd in acht worden genomen! Zie het hoofdstuk Veiligheidsmaat-
regelen voor details.
• Het veelzijdige ontwerp van de behuizing ondersteunt opbouw- of wandmontage, paneelmontage en
buismontage.
4.1.2. Muurbevestiging
Afmetingen steunoppervlak en binnendiepte
• Minimaal 208 mm muursteunoppervlak, als de montageplaat horizontaal wordt gemonteerd.
• Minimaal 108 mm wandsteunvlak, indien de montageplaat verticaal wordt gemonteerd.
Installatie