pH & ORP meten
19.4. KALIBRATIE
• Druk in de meetmodus op
• Met
KANAAL
geselecteerd druk
De elektrode moet worden gekalibreerd:
• voor installatie
• elke keer dat de pH-elektrode wordt vervangen
• wanneer een hogere nauwkeurigheid vereist is
• na periodiek onderhoud
• als na kalibratie is verlopen
19.4.1. pH-kalibratie
De HI510 procescontroller maakt twee soorten pH-kalibratieprocedures mogelijk:
• Standaardkalibraties uitgevoerd in standaard bufferoplossingen
Hanna Instruments: 1,68, 4,01, 7,01, 10,01, 12,45 pH
NIST: 1,68, 4,01, 6,86, 9,18, 12,45 pH
• Proceskalibraties uitgevoerd met elektroden die in standaarden zijn gekalibreerd en in het proces zijn
geïnstalleerd.
Bereidingsrichtlijnen
Kalibraties die in standaardbuffers worden uitgevoerd, volgen de onderstaande voorbereidingsrichtlijnen.
• Giet minimaal 50 ml van de bufferoplossingen in schone bekers. Gebruik indien mogelijk plastic bekers
om EMC-storingen tot een minimum te beperken.
• Gebruik voor nauwkeurige kalibraties en om kruisbesmetting te minimaliseren twee bekers voor elke
bufferoplossing: één voor het spoelen van de elektrode en één voor kalibratie.
• Ga op de controller naar Kanaalinstellingen, Elektrode-instellingen, Kal. buffergroep om de buffergroep
te selecteren.
• Er kunnen maximaal drie pH-buffers worden gebruikt voor een kalibratie. Er zijn minimaal twee buffers
nodig om een pH-helling te bepalen.
Het wordt aanbevolen om buffers te selecteren dicht bij de verwachte pH-waarden.
Ô
.
m
KAL
voor het elektrodekalibratiemenu.
128