BELICHTINGSCORRECTIE
De door de camera bepaalde belichting kan over ±3,0 LW worden
veranderd om de uiteindelijke opname lichter of donkerder te maken.
Voor informatie over LW raadpleegt u bladzijde 31. Belichtingscorrectie
kan niet worden toegepast bij handmatige belichting.
2
Bij programmabelichting, diafragmavoorkeuze en sluitertijdvoorkeu-
ze wordt de mate van correctie die bij de ene belichtingswijze is
ingesteld ook toegepast bij de andere twee. De belichtingscorrectie
wordt niet op 0 teruggezet wanneer de camera wordt uitgezet. Hij
wordt wel op 0 gezet wanneer het keuzewiel op volautomatische
programmabelichting of onderwerpprogramma's wordt gezet. Bij
deze instellingen wordt de belichtingscorrectie wel op 0 gezet
wanneer het keuzewiel in een andere stand wordt gedraaid.
42
G
EAVANCEERDE FUNCTIES
Druk de belichtingscorrectietoets (1) in
en houd hem ingedrukt. Draai aan het
1
instelwiel
correctiefactor in te stellen. De waarde
wordt aangegeven in het LCD en in de
zoeker op de lichtwaardenschaal.
Raadpleeg bladzijde 39 voor meer
informatie over de lichtwaardenschaal.
Eenmaal ingesteld, geeft de indicatie
van de belichtingscorrectie in het LCD
een toename (+) of een afname (–)
van de gemeten belichting aan. De
lichtwaardenschaal in de zoeker toont
de mate van correctie.
(2)
om
de
gewenste