FLITSFUNCTIES
De ingebouwde flitser heeft een uitlichtingshoek die
groot genoeg is om te gebruiken met objectieven van
28 mm of een langere brandpuntsafstand. Bij gebruik
van een kortere brandpuntsafstand treedt afdonkering
van de hoeken op. Verwijder de zonnekap om slag-
schaduwen te voorkomen, zie blz. 75. De ontspan-
knop blokkeert wanneer de flitser aan het opladen is.
Klap de flitser omlaag wanneer hij niet wordt gebruikt.
Automatisch flitsen - de flitser klapt automatisch uit wanneer dat nodig
is. Alleen beschikbaar bij volautomatische programmabelichting,
programmabelichting en onderwerpprogramma's.
Invulflitsen - de flitser flitst bij elke opname, ongeacht het aanwezige
licht. Invulflitsen wordt gebruikt om zware schaduwen die bij fel direct
zon- of kunstlicht voorkomen op te helderen.
Flitser uit - de flitser gaat niet af. Wordt toegepast wanneer flitsen niet
is toegestaan, wanneer het gebruik van het natuurlijk aanwezige licht
gewenst is om de opnamen te maken of wanneer het onderwerp te ver
weg is om door de flitser te worden uitgelicht.
Druk de flitsfunctietoets (1) in om de ge-
wenste flitsfunctie te kiezen bij volauto-
matische programmabelichting, pro-
grammabelichting
gramma's, en houd hem ingedrukt. Draai
aan het instelwiel (2) tot de gewenste
functie in het LCD verschijnt.
Bij gebruik van automatische belichting met sluitertijdvoorkeuze,
met diafragmavoorkeuze of handmatige belichting, staat de flitser
uit. Om invulflitsen toe te passen drukt u op de flitsfunctietoets om
de flitser te laten opklappen. Voor informatie over het gebruik van
een externe flitser, raadpleegt u bladzijde 76.
24
B
ASISHANDELINGEN
of
onderwerppro-
2
1