Probleemoplossing
In het algemeen dient bij een vermoedelijke storing allereerst de instellingen in de menu's
PAR en MEN evenals alle aansluitingen gecontroleerd te worden.
Slechte functionaliteit, maar "realistische" temperatuurwaardes:
Controle van het programmanummer.
Controle van de in- en uitschakelwaardes evenals de ingestelde verschiltemperaturen.
Zijn de thermostaat- en differentiewaardes reeds (cq. nog niet) bereikt?
Zijn in de submenu's (MEN) tussentijds instellingen gewijzigd?
Kan de uitgang in handbedrijf worden in- en uitgeschakeld? – Indien een continu bedrijf
en stilstand op de uitgang tot betreffende reacties leidt, is het apparaat in orde.
Zijn alle voelers met de juiste klemmen verbonden? – Opwarming van een sensor met
een aansteker en controle van de sensorweergave.
Foutief weergegeven temperatuur(en):
Weergegeven waardes zoals -999 bij een sensorkortsluiting of 999 bij een onderbreking
hoeven niet direct een materiaal- of aansluitfout te betekenen. Zijn in het menu MEN
onder SENSOR de juiste sensortypes (KTY of PT1000) ingesteld? De standaard
instelling zet alle ingangen op PT(1000).
De controle van een sensor kan ook zonder meetapparaat, door het verwisselen van de
vermoedelijke defecte sensor met een functionerende op de klemmenlijst en controle van
de weergave, geschieden. De met een ohmmeter gemeten weerstand dient aan de hand
van de temperatuur met de volgende waardes overeen te komen:
Temp. [°C]
R (Pt1000) [Ω] 1000 1039 1078 1097 1117 1155 1194 1232 1271 1309 1347 1385
R (KTY) [Ω]
1630 1772 1922 2000 2080 2245 2417 2597 2785 2980 3182 3392
De fabrieksinstelling van de parameters en de menufuncties kan altijd door het
indrukken van de onderste toets (enter) tijdens het insteken van de stekker teruggezet
worden. Als weergave hiervoor verschijnt gedurende drie seconden op het display
WELOAD.
Indien het apparaat ondanks beschikbare netspanning niet in bedrijf is, dient de
zekering 3,15A traag, welke de regeling en de uitgangen beveiligt, gecontroleerd cq.
verwisseld te worden.
Omdat de programma's voortdurend aangepast en verbeterd worden, is een afwijking in de
sensor-, pompen- en programmanummering t.o.v. oudere handleidingen mogelijk. Voor het
geleverde apparaat geldt alleen de meegeleverde gebruikshandleiding (identiek aan het
versienummer). De programmaversie van de handleiding dient met die van het apparaat
overeen te komen.
Indien er, ondanks het doorlopen en controle van bovenstaande storingsmogelijkheden, nog
steeds een foutief bedrijf van de regelaar aanblijft, dient contact op te worden genomen met
de leverancier of direct met de fabrikant. De oorzaak kan echter alleen achterhaald worden,
indien naast de foutomschrijving een volledig ingevulde tabel van de instellingen en,
indien mogelijk, ook het hydraulische schema van het systeem aangeleverd wordt.
0
10
20
25
30
40
50
60
70
80
90
100
51