Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Technische Alternative ESR 31 Montagehandleiding pagina 42

Inhoudsopgave

Advertenties

DIF
Actuele temperatuurdifferentie tussen aanvoer- en retoursensor (Maximale
weergave ±8,5 K, daarboven wordt een pijl weergegeven). Indien beide
sensoren als test in water worden gedompeld (beide meten dus dezelfde
temperatuur), dient het apparaat "DIF 0.0" aan te geven. Het is door toleranties
van de sensoren en het meetapparaat mogelijk dat er een differentie ontstaat
onder DIF. Indien deze weergave op 0 wordt gesteld, slaat de computer het
verschil als correctiefactor op en houdt in het vervolg bij de berekening van de
warmtehoeveelheid rekening met deze meetfout. Dit menupunt geeft een
callibratiemogelijkheid (sensorvereffening). De weergave mag alleen op 0
gezet
meetomstandigheden (gezamenlijk onderdompelen) hebben. Er wordt
hiervoor een mediumtemperatuur van 40- 60°C aanbevolen.
WMZ CL
Warmtemeting Clear (wissen). De opgetelde warmtehoeveelheid kan via dit
commando met de toets  (=enter) worden gewist.
Is de warmtehoeveelheid nul, wordt in dit menupunt CLEAR weergegeven.
Indien de warmtemeting is geactiveerd, worden de volgende weergaven in het basismenu
weergeven:
het actueel vermogen in kW
de warmtehoeveelheid in MWh en kWh
de volumestroom (debiet) in liter/ uur
BELANGRIJK:
retoursensor) van de warmtemeting een fout (kortsluiting, breuk) op, wordt het
actuele vermogen op 0 gezet en daarmee geen warmtehoeveelheid opgeteld.
OPMERKING:
schrijfcycli heeft, wordt de opgetelde warmtehoeveelheid slechts 1 maal per uur
opgeslagen.
warmtehoeveelheid van één uur verloren gaat.
Opmerkingen m.b.t. nauwkeurigheid:
Een warmtemeting kan alleen zó nauwkeurig zijn, als de sensoren en de meetinrichting van
het apparaat. De standaardsensoren (PT1000) beschikken voor de solarregeling in het
bereik van 10 - 90°C een nauwkeurigheid van ca. +/- 0,5K. Voor sensoren van het type KTY
is dit ca. +/- 1K. De meetinrichting van het apparaat is volgens laboratoriummetingen ca. +/-
0,5K nauwkeurig. PT1000-sensoren zijn weliswaar nauwkeuriger, ze leveren echter een
kleiner signaal, hetgeen de fout van de meetinrichting vergroot. Daarnaast is de correcte
montage van de sensoren van groot belang. Een niet correcte montage kan de foutmarge
nogmaals aanzienlijk vergroten.
Indien alle toleranties zo ongunstig mogelijk opgeteld, treedt bij een temperatuurverschil van
10K een maximale afwijking op van 40% (KTY)! Er is daadwerkelijk echter maar een fout van
kleiner dan 10% te verwachten, omdat de foutmarge van de meetinrichting alle ingangen
samen betreft en de sensoren uit dezelfde productiebatch afkomstig zijn. De toleranties
heffen zich dus gedeeltelijk op. In basis geldt: hoe groter het temperatuurverschil is, hoe
kleiner de fout is. De meetuitkomst dient op alle fronten als richtwaarde te worden gezien.
Door het opheffen van de temperatuurdifferentie (zie DIF:) zal de meetfout in normaal
gebruik kleiner dan 5% bedragen.
42
(cq.
gewijzigd)
treedt op een van beide ingestelde sensoren (aanvoersensor,
omdat het interne geheugen (EEPROM) slechts een beperkt aantal
Daardoor
kan
worden,
als
beide
het
bij
stroomuitval
sensoren
dezelfde
voorkomen,
dat
de

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Esr 31r

Inhoudsopgave