Collector-overtemperatuur KUET
Gedurende een systeemstilstand kan in het systeem damp ontstaan. Bij het automatisch
opnieuw inschakelen bereikt de pomp niet de druk voor het vloeistofniveau over het hoogste
punt in het systeem (collectoraanvoer) te pompen. Er is daarmee geen circulatie mogelijk,
hetgeen een onevenredige belasting voor de pomp betekent. Deze functie maakt het
mogelijk, de pomp vanaf een gewenste collectortemperatuur-drempel (max ) te blokkeren,
tot een tweede, eveneens instelbare, voorwaarde (max ) onderschreden wordt.
Is aan de uitgang de stuuruitgang toegewezen, dan wordt bij een actieve afschakeling door
collector-overtemperatuur de analoge trap voor pompstilstand op de stuuruitgang uitgegeven.
AAN / UIT
Uitschakelvoorwaarde
ON / OFF
Collector-overtemperatuurbegrenzing AAN /UIT (standaard = ON)
KOLL 1
Te bewaken collectorsensor (S1)
AG 1
Uitgang 1 wordt bij overschrijden van de uitschakeldrempelwaarden
geblokkeerd.
max
Temperatuurwaarde, van waaraf de uitgang dient te worden geblokkeerd.
(standaard = 130°C)
Instelbereik: +1°C tot +200°C in stappen van 1°C
max
Temperatuurwaarde, van waaraf de uitgang weer vrijgegeven dient te worden.
(standaard = 110°C)
Instelbereik: 0°C tot +199°C in stappen van 1°C
Collectorsensor
Inschakelvoorwaarde
Betreffende uitgang
25