i Na terugkeer van de busspanning en na een ETS-programmering wordt het object "Alarm
bewaking stelgrootheid" geïnitialiseerd, zodat door het apparaat ook een telegram op de
bus wordt uitgezonden. Na terugkeer van de busspanning en na een ETS-programmering
volgt het automatisch verzenden van het alarmtelegram echter pas, wanneer ook de in de
ETS geconfigureerde "Vertraging na terugkeer busspanning" is afgelopen.
i De bedieningsmodus (zomer/winter) kan ook tijdens een geactiveerd noodbedrijf het object
worden omgeschakeld. In dit geval past het apparaat direct na de omschakeling de puls-
breedtemodulatie aan op de ventielpositiewaarde van de geldige bedieningsmodus.
Telegrampolariteit voor alarmobject voor bewaking van de stelgrootheid instellen
De telegrampolariteit van het 1 bit object "Alarm bewaking stelgrootheid" kan worden ingesteld.
De configuratie van de polariteit is op de parameterpagina "A1 - Stelgrootheid" mogelijk.
De cyclische stelgrootheidbewaking moet vooraf zijn vrijgeschakeld.
o
De parameter "Polariteit object 'Alarm bewaking stelgrootheid"' instellen op "Objectwaarde
bij uitblijven van stelgrootte = 0".
Een storing van de stelgrootheidbewaking (noodbedrijf) wordt door een "UIT"-telegram ge-
signaleerd (alarm). Bij het resetten van de storing (noodbedrijf beëindigd) wordt een "AAN"-
telegram op de bus verzonden (geen alarm).
o
De parameter "Polariteit object 'Alarm bewaking stelgrootheid"' instellen op "Objectwaarde
bij uitblijven van stelgrootte = 1".
Een storing van de stelgrootheidbewaking (noodbedrijf) wordt door een "AAN"-telegram ge-
signaleerd (alarm). Bij het resetten van de storing (noodbedrijf beëindigd) wordt een "UIT"-
telegram op de bus verzonden (geen alarm).
Begrenzing stelgrootheid
Voor zover de ventieluitgang via 1 byte continue stelgrootheidtelegrammen wordt aangestuurd,
kan optioneel in de ETS een stelgrootheidbegrenzing worden geconfigureerd. De stelgrootheid-
begrenzing maakt het beperken van via de bus ingestelde stelgrootheidwaarden mogelijk tot de
grenswaarden "Minimum" en "Maximum". De grenzen worden in de ETS vast ingesteld en kun-
nen bij actieve stelgrootheidbegrenzing tijdens bedrijf van het apparaat niet worden onderschre-
den of overschreden.
i De stelgrootheidsbegrenzing is in de ETS niet configureerbaar, voor zover de ventieluit-
gang op 1 bit schakelende stelgrootheden is geparametreerd.
De begrenzing van de stelgrootheid kan via een separaat 1 bit communicatie-object worden ge-
activeerd of gedeactiveerd of als alternatief ook permanent actief zijn. Bij de besturing via het
object is het mogelijk, de begrenzing van de stelgrootheid automatisch na terugkeer van de
busspanning of na een ETS-programmering door het apparaat te laten activeren.
Zodra de begrenzing van de stelgrootheid actief is, worden via de bus ontvangen stelgroothe-
den en ook gewenste ventielposities, die door het noodbedrijf (cyclische stelgrootheidbewaking)
worden ingesteld, begrensd. Wanneer de begrenzing wordt opgeheven, werkt het apparaat de
laatst ingestelde stelgrootheid of de gewenste ventielpositie niet automatisch naar de onbe-
grensde waarde bij. Er moet na de begrenzing eerst weer een nieuwe stelgrootheid of gewens-
te ventielpositie worden ingesteld, voordat op de ventieluitgang nieuwe waarden worden inge-
steld.
i In de statusmeldingen ("Status stelgrootheid" of "Ventiel gesloten") wordt altijd rekening ge-
houden met de begrensde stelgrootheid en wordt deze teruggemeld.
i De dwangmatige stand heeft een hogere prioriteit dan de begrenzing van de stelgrootheid
(zie hoofdstuk 4.2.4.5. Prioriteiten voor de uitgang). Zo wordt bij een dwangmatige stand al-
tijd de in de ETS geconfigureerde gewenste stelgrootheidswaarde op de ventieluitgang in-
gesteld en niet door de begrenzing van de stelgrootheid begrensd.
2273-1-7830 | Rev. 01 | 3.2012
Software "Ventiel, ingang/1.1"
Functiebeschrijving
Pagina 50 van 85