Montage, elektrische aansluiting en bediening
2 Montage, elektrische aansluiting en bediening
2.1 Veiligheidsinstructies
De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur
worden uitgevoerd. Daarbij moeten de geldende ongevallenpreventievoorschriften wor-
den aangehouden.
Als de handleiding niet wordt opgevolgd, kunnen schade aan het apparaat, brand of an-
dere gevaren ontstaan.
Voordat werkzaamheden aan het apparaat worden uitgevoerd of voordat deze wordt ver-
vangen moeten de aangesloten lasten vrij worden geschakeld (zekeringautomaat afscha-
kelen), anders bestaat gevaar voor elektrische schokken.
Het apparaat is niet geschikt voor vrijschakelen.
Bij de installatie moet worden gelet op voldoende isolatie tussen netspanning en bus en
secundaire ingangen! Houdt een minimale afstand tussen bus/nevenaansluitings- en net-
spanningsaders aan van 4 mm.
Op de ingangen geen externe spanningen aansluiten, anders kan schade aan het instru-
ment ontstaan en is het SELV-potentiaal op de KNX-buskabel niet meer gewaarborgd.
Sluit op de elektronische schakeluitgang uitsluitend elektrothermische aandrijvingen
aan. Geen inductieve of capacitieve lasten aansluiten.
Elektrothermische stelaandrijvingen niet op DC aansluiten.
Aangesloten stelaandrijvingen zijn, ook in uitgeschakelde toestand, niet galvanisch ge-
scheiden ten opzichte van het net.
Het apparaat mag niet worden geopend en worden gebruikt buiten de technische specifi-
caties.
2273-1-7830 | Rev. 01 | 3.2012
Pagina 4 van 85