4.2.4.4.3 Instellingen voor de statusfunctie
Statusmelding voor ventielstand
Het apparaat stelt voor de ventieluitgang een stelgrootheidstatusmelding ter beschikking. Daar-
bij kan via het communicatie-object "Status stelgrootheid" de actuele gewenste ventielpositie af-
hankelijk van het geprojecteerde dataformaat van de stelgrootheid (1 bit of 1 byte) via de bus
worden verzonden. Op die manier kan de toestand van een ventiel in een visualisatie worden
getoond of in andere busapparaten worden verwerkt.
Het statusobject wordt bij de volgende gebeurtenissen geactualiseerd...
-
bij verandering van de door de bus ontvangen stelgrootheid,
-
bij verandering van de ingestelde gewenste ventielpositie door dwangmatige stand of
noodbedrijf,
-
altijd na een ETS-programmering of na terugkeer van de busspanning,
-
altijd, wanneer een kortsluiting of een overbelasting tot het uitschakelen van een ventieluit-
gang heeft bijgedragen.
Het statusobject geeft altijd de waarde van de gewenste ventielpositie. Bij coninue 1 byte stel-
grootheden wordt conform KNX-datapunttype 5.001 direct de absolute waarde van de gewenste
ventielpositie in het statusobject bijgewerkt ("0" = 0% ... "255" = 100%). Bij schakelende 1 bit
stelgrootheden wordt dienovereenkomstig conform KNX datapunttype 1.001 de toestand "geslo-
ten" ("0") of "geopend" ("1") bijgewerkt.
De in de ETS geconfigureerd ventielwerkingsrichting heeft geen invloed op de bepaling van de
statusmelding. De werkingsrichting bepaalt alleen de spanningstoestand van de ventieluitgang
bij geopende of gesloten ventielpositie.
Bij de dwangmatige stand van de ventieluitgang, in noodbedrijf, na een ETS-programmering of
na terugkeer van de busspanning kan een continue gewenste ventielpositie (0% ... 100%) wor-
den geactiveerd. In deze gevallen wordt de geconfigureerde gewenste ventielpositie als puls-
breedtemodulatie (PWM) uitgevoerd. Dat gebeurt ook, wanneer de uitgang op een schakelende
1 bit stelgrootheid is geparametreerd! Daarbij wordt een PWM voor ventieluitgangen met 1 bit
stelgrootheidformaat in het statusobject als "Ventiel geopend" ("1") teruggemeld.
i Bij een kortsluiting aan de ventieluitgang worden de aangesloten ventielaandrijvingen elek-
trisch niet meer aangestuurd, waardoor de aandrijvingen in de door de leverancier opgege-
ven spanningsloze toestand overgaan (spanningsloos geopend/spanningsloos gesloten).
Een door een kortsluiting volledig geopend ventiel (ventiel-werkingsrichting spanningsloos
geopend) wordt bij de statusmeldingen van het apparaat ("Status stelgrootheid", "Ventiel
gesloten") als een gesloten ventiel verwerkt, omdat de ventieltoestand door een storing is
veroorzaakt.
i Een vastloopbeveiliging is steeds op de 'achtergrond' actief en wordt niet via de statusob-
jecten op de bus gemeld.
Statusmelding voor ventielstand vrijgeven en configureren
De statusmelding wordt geconfigureerd via de ventieluitgang op parameterpagina "A1 - status".
Onafhankelijk van het dataformaat van de stelgrootheid wordt onderscheid gemaakt, of het sta-
tusobject van de ventieluitgang als actief zendend meldobject of als passief statusobject werkt.
De configuratie als meld- of statusobject volgt in de ETS, die dan automatisch de noodzakelijke
communicatie-flag voor het statusobject instelt.
o
De parameter "Status ventielstand zenden ?" op "Statusobject is actief zendend" instellen.
De statusmelding is vrijgegeven. Zodra het apparaat de statusmelding actualiseert, wordt
ook een telegram via de bus verzonden. In de ETS wordt bij het statusobject automatisch
de "Overdragen"-flag geactiveerd.
2273-1-7830 | Rev. 01 | 3.2012
Software "Ventiel, ingang/1.1"
Functiebeschrijving
Pagina 53 van 85