i Na een ETS-programmering en bij terugkeer van de busspanning kan een continue ge-
wenste ventielpositiewaarde (0...100%) als "Waarde voor dwangmatige stand" of "Waarde
voor noodbedrijf" in de ETS worden geparametreerd en geactiveerd. In dit geval moet op
het volgende worden gelet:
Het apparaat grijpt alleen op de in de ETS geconfigureerde ventielpositiewaarde (0...100%)
terug. De dwangmatige standfunctie of het noodbedrijf worden daarbij niet geactiveerd! Er
moet echter op worden gelet, dat de waarde voor de dwangmatige stand een hogere priori-
teit heeft dan de begrenzing van de stelgrootheid. Daarom wordt een na een terugkeer van
de busspanning of na een ETS-programmering ingestelde waarde voor de dwangmatige
stand niet door de begrenzing van de stelgrootheid begrensd! Een waarde voor het nood-
bedrijf kan echter worden begrensd.
Begrenzing stelgrootheid vrijschakelen
De begrenzing van de stelgrootheid kan optioneel op de parameterpagina "A1 - stelgrootheid"
worden vrijgegeven.
o
De parameter "Begrenzing stelgrootheid" instellen op "vrijgeven".
De begrenzing van de stelgrootheid is vrijgeschakeld. Andere parameters worden in de
ETS zichtbaar.
o
De parameter "Begrenzing stelgrootheid" instellen op "geblokkeerd".
De begrenzing van de stelgrootheid is uitgeschakeld.
Activeren van de begrenzing stelgrootheid configureren
De begrenzing van de stelgrootheid kan via een separaat 1 bit communicatie-object worden ge-
activeerd of gedeactiveerd of als alternatief ook permanent actief zijn. De configuratie van de
activeringseigenschap wordt in de parameterset van de begrenzing stelgrootheid uitgevoerd op
de parameterpagina "A1 - stelgrootheid".
De begrenzing van de stelgrootheid moet vooraf in de ETS zijn vrijgegeven.
o
De parameter "Activeren van de begrenzing stelgrootheid" instellen op "Via object".
In de ETS wordt het 1 bit object "Begrenzing stelgrootheid" zichtbaar. De telegrampolariteit
van dit object is vast gegeven: "0" = begrenzing stelgrootheid niet actief /
"1" = begrenzing stelgrootheid actief.
Zodra een "1"-telegram via het object wordt ontvangen, activeert het apparaat voor de ven-
tieluitgang de begrenzing van de stelgrootheid. Pas een "0"-telegram heft de begrenzing
voor de stelgrootheidtelegrammen of gewenste ventielpositiewaarden voor het noodbedrijf
weer op.
i De initialisatie van het object van de begrenzing stelgrootheid na een apparaatreset wordt
door de parameters "Begrenzing stelgrootheid na busspanning terugkeer" gedefinieerd (zie
"gedrag van de begrenzing stelgrootheid na apparaatreset definiëren" verder hierna).
o
De parameter "Activeren van de begrenzing stelgrootheid" instellen op "permanent".
De begrenzing van de stelgrootheid is altijd actief en kan niet worden gedeactiveerd. Er is
geen afzonderlijke communicatie-object ter beschikking. Alleen door een dwangmatige
stand van de ventieluitgang kan in normaal bedrijf van het apparaat de begrenzing van de
stelgrootheid worden overruled.
Grenswaarden voor begrenzing stelgrootheid vastleggen
Zodra de begrenzing van de stelgrootheid actief is, worden via de bus ontvangen stelgroothe-
den en ook gewenste ventielposities, die door het noodbedrijf (cyclische stelgrootheidbewaking)
worden ingesteld, begrensd. De stelgrootheden waarop begrensd moet worden, moeten in de
ETS als minimale en maximale stelgrootheidsgrenswaarden worden gedefinieerd. De configura-
tie van de grenswaarden wordt in de parameterset van de begrenzing stelgrootheid uitgevoerd
op de parameterpagina "A1 - stelgrootheid".
2273-1-7830 | Rev. 01 | 3.2012
Software "Ventiel, ingang/1.1"
Functiebeschrijving
Pagina 51 van 85