Configuratie
Instelling
SYNC
REMOTE STANDBY
(externe stand-by)
MAN MODE TRIG (trigger
handm. modus)
MAINT SIGNAL (onderh.
signaal)
TEMP SWITCH
(temperatuurschakelaar)
CAL (kal)
DW FAIL (DW mislukt)
68
Tabel 19 Instellingen RELAY (relais) (vervolg)
Beschrijving
Het relais is ingesteld op een
synchronisatierelais. Een
synchronisatierelais wordt gebruikt
om de analyser te synchroniseren
met externe regelapparaten.
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer de stand-byschakelaar
op afstand (digitale ingang) wordt
ingeschakeld.
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer handmatige reacties
(momentaan monstermetingen)
worden gestart via het toetsenbord
of met de optie Manual-AT Line.
Opmerking: De optie Manual-AT Line
is een klein vakje met slechts een
groene knop. De Manual-AT Line-kabel
is aangesloten op de analyser.
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer de
onderhoudsschakelaar (digitale
ingang) wordt ingeschakeld.
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer de
temperatuurschakelaar van de
analyser de ventilator inschakelt
(standaard: 25 °C).
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer de handbediende klep
wordt geopend tijdens een
meetbereikkalibratie of
meetbereikcontrole.
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer de waarde voor
REMOVAL% (% verwijdering)FAIL
(mislukt) is.
Het relais wordt uitgeschakeld
wanneer de waarde voor
REMOVAL% (%
verwijdering)PASS (geslaagd) is.
2. Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > COMMISSIONING (ingebruikname) >
ALARM PROGRAM (alarmprogramma).
Instelling
Beschrijving
4-20mA CHNG (wijz.
Het relais is ingesteld op een
4-20 mA) 1–3
4-20 mA-schakelvlagrelais voor
een specifieke monsterstroom
(1-2). Het relais wordt
gedurende 10 seconden
ingeschakeld wanneer door een
nieuw resultaat op stroom 1 of
2 een analoge uitgangswaarde
wijzigt.
4-20mA READ (lezen
Het relais wordt ingeschakeld
4-20 mA)
wanneer de 4-20 mA-uitgangen
zijn ingesteld op multiplex
stromen of volledige multiplex-
modus en er geldige/stabiele
waarden zijn op de 4-20 mA-
uitgangen.
SAMPLE FAULT
Het relais wordt ingeschakeld
1 (monsterstoring
wanneer het externe
1)–3 (monsterstoring
ingangssignaal SAMPLE
1-3)
FAULT 1 (monsterstoring 1)
wordt geactiveerd.
COMPRESSOR
Het relais wordt ingeschakeld
wanneer de compressor (klep 1-
J7 op het zuurstofregelbord) is
ingeschakeld.
EQUALIZATION
Het relais wordt ingeschakeld
(egalisatie)
wanneer de monsterpomp in
voorwaartse richting werkt totdat
de monsterklep wordt geopend
om het monster uit de analyser
te laten stromen.
SAMPLE PUMP
Het relais wordt ingeschakeld
REVERSE
wanneer de monsterpomp in de
(monsterpomp
omgekeerde richting werkt.
achteruit)