Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Specificaties ......................... 3 Hoofdstuk 2 Specificaties IECEx/ATEX-analyser ................ 7 Hoofdstuk 3 Algemene informatie ....................11 3.1 Veiligheidsinformatie........................11 3.1.1 Veiligheidssymbolen en -markeringen................11 3.1.2 Gebruik van gevareninformatie ..................12 3.1.3 Voorzorgsmaatregelen voor ozon..................12 3.2 Conformiteit met elektromagnetische compatibiliteit (EMC)............13 3.3 Naleving en certificeringsmarkeringen..................
Pagina 4
Inhoudsopgave 6.10 Analyserbehuizing........................51 Hoofdstuk 7 Configuratie ........................ 57 7.1 Het meetinterval instellen......................57 7.2 De monsterpomptijden instellen....................57 7.2.1 Een test van de monsterpomp uitvoeren................57 7.3 De stroomvolgorde en het meetbereik instellen................. 58 7.4 Configureer de CZV- en BZV-instellingen.................. 59 7.5 De instellingen van het DW PROGRAM (DW-programma) configureren........
Hoofdstuk 1 Specificaties Specificaties kunnen zonder kennisgeving vooraf worden gewijzigd. Dit product voldoet niet aan de eisen voor, en is niet bedoeld om te worden gebruikt in, gereguleerde hoeveelheden water of vloeistof, waaronder drinkwater of materialen die in contact komen met voedsel in voedingsmiddelen en dranken. Tabel 1 Algemene specificaties Specificatie Gegevens...
Pagina 6
Specificaties Tabel 1 Algemene specificaties (vervolg) Specificatie Gegevens Monsterstromen Een of twee monsterstromen en één handmatig steekmonster. Raadpleeg Tabel 2 voor monstervereisten. Gegevensopslag 6000 metingen en 99 foutinvoeren in het analysergeheugen Gegevens verzenden MMC/SD-kaart voor het opslaan van gegevens, software-updates en configuratie-updates Analoge uitgangen Vier 4–20mA-uitgangssignalen, programmeerbaar (direct- of multiplexmodus), optisch geïsoleerd, zelfbekrachtigd, impedantie maximaal 500 Ω...
Pagina 7
Specificaties Tabel 2 Monstervereisten (vervolg) Specificatie Gegevens Monsterdruk Omgevingstemperatuur bij monsterinlaat en handmatige inlaat (voor steekmonsters) Opmerking: Gebruik bij monsterstromen onder druk de optionele monsteroverloopkamer om het monster met omgevingsdruk aan de analyser te leveren. Aftapdruk Omgeving Opmerking: Gebruik voor aftappen onder druk de beschikbare optionele systemen. Monstertemperatuur 2 tot 60 °C (36 tot 140 °F) Monsterdebiet...
Hoofdstuk 2 Specificaties IECEx/ATEX-analyser Specificaties kunnen zonder kennisgeving vooraf worden gewijzigd. Dit product voldoet niet aan de eisen voor, en is niet bedoeld om te worden gebruikt in, gereguleerde hoeveelheden water of vloeistof, waaronder drinkwater of materialen die in contact komen met voedsel in voedingsmiddelen en dranken. Tabel 6 Algemene specificaties Specificatie Gegevens...
Pagina 10
Specificaties IECEx/ATEX-analyser Tabel 6 Algemene specificaties (vervolg) Specificatie Gegevens Monsterstromen Een of twee monsterstromen en één handmatig steekmonster. Raadpleeg Tabel 7 voor monstervereisten. Gegevensopslag 6000 metingen en 99 foutinvoeren in het analysergeheugen Gegevens verzenden MMC/SD-kaart voor het opslaan van gegevens, software-updates en configuratie-updates Analoge uitgangen Drie 4–20mA-uitgangssignalen, programmeerbaar (direct- of multiplexmodus), optisch geïsoleerd, zelfbekrachtigd, impedantie maximaal 500 Ω...
Pagina 11
Specificaties IECEx/ATEX-analyser Tabel 7 Monstervereisten (vervolg) Specificatie Gegevens Monsterdruk Omgevingstemperatuur bij monsterinlaat en handmatige inlaat (voor steekmonsters) Opmerking: Gebruik bij monsterstromen onder druk de optionele monsteroverloopkamer om het monster met omgevingsdruk aan de analyser te leveren. Aftapdruk Omgeving Opmerking: Gebruik voor aftappen onder druk de beschikbare optionele systemen. Monstertemperatuur 2 tot 60 °C (36 tot 140 °F) Monsterdebiet...
Hoofdstuk 3 Algemene informatie In geen geval is de fabrikant aansprakelijk voor schade die het gevolg is van onjuist gebruik van het product of het niet opvolgen van de instructies in de handleiding. De fabrikant behoudt het recht om op elk moment, zonder verdere melding of verplichtingen, in deze handleiding en de producten die daarin worden beschreven, wijzigingen door te voeren.
Algemene informatie Ruisvrije (schone) aarding. Dit symbool duidt op een werkende aardingsklem (bijv. een speciaal ontworpen aardingssysteem) om een storing van de apparatuur te voorkomen. Dit symbool duidt op gevaar van inademing. Dit symbool geeft aan dat er een hefgevaar bestaat omdat het voorwerp zwaar is. Dit symbool duidt op een brandgevaar.
Algemene informatie • Voorhoofdshoofdpijn • Druk op de borst • Vernauwing of afklemming • Zure smaak in de mond • Astma Bij ernstigere ozonvergiftiging kunnen de symptomen zijn kortademigheid, hoesten, gevoel van verstikking, hartritmestoornis, hoogtevrees, verlaging van de bloeddruk, krampen, pijn op de borst en algemene malaise. Ozon kan een of meerdere uren na blootstelling een longoedeem veroorzaken.
Algemene informatie 3. Plaats het apparaat weg van het apparaat waarop de storing van toepassing is. 4. Verplaats de ontvangstantenne voor het apparaat dat de storing ontvangt. 5. Probeer verschillende combinaties van de hierboven genoemde suggesties. 3.3 Naleving en certificeringsmarkeringen De CE-markering ("Conformité...
Pagina 17
Algemene informatie Raadpleeg voor informatie over de theorie van de werking de BioTector B3500-video's op youtube.com en Hach Support Online (https://support.hach.com). De analyser is in de fabriek geconfigureerd als een van de volgende systemen: • TIC + TOC-systeem -Meet het totale anorganische koolstofgehalte (TIC) en het totale gehalte organische koolstof (TOC) van een monster.
Algemene informatie Afbeelding 2 Reagens-, monster- en aftapaansluitingen 1 Analyser met één stroom 2 Analyser met dubbele stroom 3.6 Productcomponenten Controleer of alle componenten zijn ontvangen. Raadpleeg de meegeleverde documentatie. Neem onmiddellijk contact op met de fabrikant of een verkoopvertegenwoordiger in geval van ontbrekende of beschadigde onderdelen.
Hoofdstuk 4 Checklist voor installatie en opstarten Gebruik de volgende controlelijst om de installatie en het opstarten te voltooien. Voer de taken uit in de aangegeven volgorde. Als de analyser is gecertificeerd voor gevaarlijke omgevingen, lees dan de documentatie voor gevaarlijke omgevingen die bij de analyser is geleverd. De documentatie voor gevaarlijke omgevingen bevat belangrijke informatie voor naleving van voorschriften voor explosiebeveiliging.
Pagina 20
Checklist voor installatie en opstarten Taak Initiaal Controleer of er geen losse slangaansluitingen zijn in de analyser. Als de analyser als een "airpurge ready"-systeem wordt geleverd (geen ventilator) of als er corrosieve gassen in het gebied aanwezig zijn, sluit dan de luchtzuivering aan op de analyser. Raadpleeg De luchtzuivering aansluiten op pagina 46.
Pagina 21
Checklist voor installatie en opstarten Taak Initiaal Configuratie: Stel de instelling INTERVAL in om de tijd tussen reacties in te stellen. Raadpleeg Het meetinterval instellen op pagina 57. Stel de tijden voor vooruit lopen van de monsterpomp in voor elke monsterstroom. Raadpleeg monsterpomptijden instellen op pagina 57.
Pagina 22
Checklist voor installatie en opstarten Taak Initiaal Sla de wijzigingen op: Plaats de meegeleverde MMC/SD-kaart in de MMC/SD-kaartslot als dit nog niet is gedaan. Raadpleeg Afbeelding 24 op pagina 91. Druk op om naar het hoofdmenu te gaan en selecteer vervolgens MAINTENANCE (onderhoud) (onderhoud) >...
Hoofdstuk 5 Installatie G E V A A R Diverse gevaren. Alleen bevoegd personeel mag de in dit deel van het document beschreven taken uitvoeren. 5.1 Installatierichtlijnen • Installeer de analyser in de buurt van een open afvoer. Het analyserafval heeft gewoonlijk een lage pH (zuur) en kan gevaarlijk zijn.Raadpleeg de instructies van de plaatselijke regelgevende instantie voor verwijdering.
Pagina 24
Installatie Afbeelding 3 Afmetingen montagegaten...
Elektrocutiegevaar. Koppel altijd het instrument los van de netvoeding voordat u elektrische aansluitingen tot stand brengt. V O O R Z I C H T I G Diverse gevaren. Dit instrument moet worden geïnstalleerd door een door Hach getrainde installatietechnicus in overeenstemming met lokale en regionale elektrische voorschriften.
Installatie 5.3.3 Stroom aansluiten G E V A A R Elektrocutiegevaar. Een verbinding met beschermende aarding is vereist. G E V A A R Gevaar van elektrische schokken en brandgevaar. Identificeer de lokale onderbreker duidelijk voor de montage. W A A R S C H U W I N G Potentieel gevaar van elektrische schok.
Installatie 5.3.4 De relais aansluiten G E V A A R Elektrocutiegevaar. Haal hoogspanning en laagspanning niet door elkaar. Zorg ervoor dat alle relaisaansluitingen ofwel AC-hoogspanningsaansluitingen ofwel DC- laagspanningsaansluitingen zijn. W A A R S C H U W I N G Potentieel gevaar van elektrische schok.
Installatie Raadpleeg Voedings-, analoge uitgangs- en relaisklemmen op pagina 27 en Tabel 11 voor het aansluiten van een extern apparaat op een relais. Zie De relais configureren op pagina 66 voor het selecteren van de toestand waarin elk relais wordt ingeschakeld. De relaisklemmen zijn geschikt voor aders met een doorsnede van 1,0 tot 1,29 mm (18 tot 16 AWG) (afhankelijk van de toegepaste belasting) .
Pagina 30
Installatie Er zijn twee digitale ingangen. Neem contact op met de technische ondersteuning voor informatie over de functies en configuratie van de digitale ingangen. Maak elektrische aansluitingen door de kabeltrekontlasting aan de zijkant van de analyser. Koppel altijd het instrument los van de netvoeding voordat u elektrische aansluitingen tot stand brengt.
Installatie Tabel 12 Beschrijving aansluitklemmen (vervolg) Klem Beschrijving Klem Beschrijving Relais 1, NC RS232-uitgang: TX (niet gebruikt) Relais 2, NO RS232-uitgang: RX (niet gebruikt) Relais 2, COM RS232-uitgang: Massa (niet gebruikt) Relais 2, NC 4-20 mA signaal in 1+ Relais 3, NO 4-20 mA signaal in 1- Relais 3, COM 4-20 mA signaal in 2+...
Pagina 32
Installatie 7. Zorg ervoor dat de draad die is aangesloten op aansluiting 71 (D+) positief is vergeleken met aansluiting 72 (D-) wanneer de bus in een niet-actieve toestand is. 8. Aan het einde van de bus bevestigt u een jumper op J18 van het moederbord. Zie Afbeelding Het moederbord bevindt zich in de elektronische behuizing op de deur achter de afdekking.
Pagina 33
Installatie Tabel 13 Informatie over bedrading Klem Signaal D– Modbus-massa Modbus-voeding Afbeelding 7 Locatie van Modbus RTU-terminals en busafsluitjumper 1 Modbus RTU-terminals 3 Bus-afsluitjumper (J18) 2 Moederbord...
Installatie 5.3.8 Modbus TCP/IP (Ethernet) aansluiten Als de optionele Modbus TCP/IP-module in de analyser is geïnstalleerd, configureert u de Modbus-module en sluit u de module aan op een Modbus-masterapparaat. Zie de onderstaande paragrafen. De Modbus TCP/IP-module is gemarkeerd met "MODBUS" en bevindt zich onder de klemmen voor de netvoeding, analoge uitgang en relais.
Pagina 35
Installatie Als de analyser twee Modbus TCP/IP-connectors heeft, is volledig redundante datatransmissie mogelijk. Zie Afbeelding 10voor het aansluiten van een analyser op twee Modbus-masterapparaten. Afbeelding 8 Modbus TCP/IP-connector 1 Modbus TCP/IP-connector Afbeelding 9 Normale Modbus TCP-bedrading 1 Analyzer 2 Modbus-master...
Installatie Afbeelding 10 Redundante Modbus TCP-bedrading 1 Modbus-master 1 3 Analyzer 2 Modbus-master 2 5.4 Aansluiten op waterleiding 5.4.1 Slangaansluitingen De richting van de klemringen die worden gebruikt om de slangen aan te sluiten is belangrijk. Onjuiste plaatsing van de klemring kan lekken en/of luchtbellen in de analyserleiding veroorzaken.
Installatie Afbeelding 11 Richting klemring 1 PFA- en PVDF-koppelingen 5 Klemring achter 9 CTFE-ring 2 Roestvrijstalen koppelingen 6 Moer 10 PFA-ring (SS-316) 3 Klemring voor 7 Aansluitingen voor zuur- en basepomp 4 Snijring achter 8 Swagelok PFA T-aansluitstukken met blauwe moeren 5.4.2 De monsterstroom/stromen en handmatige stroom aansluiten Specificaties op pagina 3voor de monsterspecificaties.
Pagina 38
Installatie Installeer de monsterslang in een open kanaal of een leiding zoals weergegeven in Afbeelding 12 Afbeelding 13. Gebruik een Swagelok-verkleinstuk (bijv. SS-400-R-12) om de monsterslang aan te sluiten op een metalen pijp. De lengte van de monsterslang, tussen het wateroppervlak en de SAMPLE-aansluiting, moet 2,5 m (8,2 ft) zijn.
Pagina 39
Installatie Afbeelding 13 Monsterslang in een pijp 1 Bodem van analyser 4 Roestvrijstalen buis, 1/4-inch 7 Vuil beweegt onder de monsterslang buitendiameter x 1/8-inch binnendiameter 2 Monsterslang, 1/4-inch 5 Afstand tussen analyser en pijp 8 Grotere pijp (1,5 tot 2 keer grotere buitendiameter x 1/8-inch diameter) dus de druk neemt niet toe binnendiameter, PFA...
Installatie 5.4.4 Een monsteroverloopkamer installeren (optioneel) Voor monsterstromen onder druk installeert u de optionele monsteroverloopkamer (19- BAS-031) in de monsterslang voor monstertoevoer met omgevingsdruk. Afbeelding 14 Installatie van de monsteroverloopkamer 1 Monsterinlaatpijp (debiet 0,7 tot 4 Ontluchtingsbuis 7 Afvoerslang 1,7 L/min) 2 Dop 5 Monsteroverloopbuis 8 Handbediende aftapkraan...
Installatie Zorg ervoor dat de open afvoer die voor de analyser wordt gebruikt, in een geventileerde ruimte staat. Zuurstof en zeer kleine hoeveelheden kooldioxide, ozon en vluchtige gassen kunnen aanwezig zijn in de afvalvloeistoffen die naar de afvoer stromen. • Zorg ervoor dat de afvoerslangen zo kort mogelijk zijn.
Installatie 5.4.7 De uitlaat verwijderen Gebruik een slang met buitendiameter 1/4" om de EXHAUST-fitting te verbinden met een geventileerde ruimte. De maximale slanglengte is 10 m. Als langere slangen nodig zijn, gebruik dan een slang of buis met een grotere interne diameter. Zorg ervoor dat de slang een constante neerwaartse afloop vanaf de analyser heeft, zodat condensatie of vloeistof aan de uitlaat van de slang niet kan bevriezen.
Pagina 43
Installatie 5. Monteer de doppen op de reagenscontainers. • Basereagenscontainer - Installeer de dop met een poort aan de zijkant van de fitting. De poort wordt gebruikt om het meegeleverde CO -filter aan te sluiten. Als alternatief voor de meegeleverde buisfitting gebruikt u een roestvrijstalen fitting.
Pagina 44
Installatie Afbeelding 16 Installatie reagens 1 Basereagens 3 CO -filter 2 Zuurreagens 4 Gewicht...
Installatie Tabel 14 Verbruik van reagens Reagens Containergrootte 0–25 0–100 mgC/L mgC/L Zuur 19 L 239 dagen 171 dagen Voetstuk 19 L 239 dagen 171 dagen 5.4.8.1 Gebruik een roestvrijstalen koppeling voor het basereagens (optioneel) Als alternatief voor de meegeleverde kunststof buiskoppeling voor de reagenscontainer voor de base gebruikt u een roestvrijstalen koppeling.
Installatie 5.4.10 Interne slangen aansluiten Volg de volgende afgebeelde stappen. Opmerking: De slangen van de reagenspomp bevatten gedeïoniseerd water, dat moet worden afgevoerd.
Installatie 5.4.11 De luchtzuivering aansluiten Sluit de luchtzuivering aan om overdruk in de analyser te leveren als een of meer van de volgende beweringen waar is: • Er zijn corrosieve gassen aanwezig in het gebied. • De analyser wordt geleverd als een "purge ready"-systeem Een "purge ready"-systeem heeft een luchtzuiveringsinlaat (¼-inch Swagelok-aansluiting) aan de linkerkant van de analyser en geen ventilator.
Hoofdstuk 6 Opstarten 6.1 Inschakelen 6.2 De taal instellen Stel de taal in die op het display wordt weergegeven. 1. Druk op om naar het hoofdmenu te gaan en selecteer vervolgens MAINTENANCE (onderhoud) > SYSTEM CONFIGURATION (systeemconfiguratie) > LANGUAGE (taal). 2.
Opstarten 6.4 Schermhelderheid instellenen contrast 1. Druk op om naar het hoofdmenu te gaan en selecteer vervolgens OPERATION (bediening) > LCD ADJUST (LCD aanpassen). 2. Selecteer een optie. Gebruik de pijltoetsen omhoog en omlaag om een waarde te wijzigen. Optie Beschrijving CONTRAST Hiermee stelt u het schermcontrast in (standaard:...
Opstarten b. Sluit de reagenscontainers. c. Plaats de dompelbuisjes in een kleine container met gedeïoniseerd water of kraanwater. d. Houd de container met water hoger dan de analyser. e. Voer stap opnieuw uit. Plaats de dompelslangen in de reagenscontainers. g. Voer stap opnieuw uit.
Opstarten 4. Herhaal stap voor de volgende kleppen: • SAMPLE VALVE (monsterklep) (MV4) • EXHAUST VALVE (uitlaatventiel) (MV1) • STREAM VALVE (stroomklep) (MV6) • MANUAL VALVE (handmatig ventiel) (MV5) 5. Als de monster(uitvoer)klep (MV4), de handbediende klep (MV5) of de stroomklep (MV6) niet opent, demonteert u de klep en reinigt u de membraanafdichting.
Opstarten c. Meet de BASE pH. Zorg ervoor dat de BASE pH hoger is dan 12. d. Meet de TOC pH. Zorg ervoor dat de pH van de TOC lager is dan 2. e. Meet het gedeïoniseerde water nog twee keer. Raadpleeg stap 2. Voer de stappen in De reagensvolumes instellen op pagina 50 nogmaals uit.
Pagina 54
Opstarten Afbeelding 18 Binnenaanzicht 1 Exhaust valve, MV1 (uitlaatklep, MV1) 9 Acid pump, P3 (zuurpomp, P3) 2 Sample (out) valve, MV4 (monster(uitvoer)klep, MV4) 10 NDIR CO analyzer (CO2-analyser) 3 Sample and Manual valve, MV5 (monster- en 11 Ozone generator (ozongenerator) handbediende klep, MV5) 4 Sample 1 and Sample 2 valve, MV6 (klep monster 1 en 12 Cooler (koeler)
Pagina 55
Opstarten Afbeelding 19 Open de binnendeur.
Hoofdstuk 7 Configuratie 7.1 Het meetinterval instellen Stel de tijd tussen reacties in om het meetinterval in te stellen. 1. Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > COMMISSIONING (ingebruikname) > REACTION TIME (reactietijd). 2. Selecteer een optie. Optie Beschrijving REACTION TIME Toont de totale reactietijd (minuten en seconden) voor bedrijfsbereik 1 (reactietijd) (standaard: 5m30s).
Configuratie Optie Beschrijving PUMP FORWARD Start de monsterpomp in voorwaartse richting. TEST (voorwaartse Opmerking: Selecteer eerst PUMP REVERSE TEST werking pomp testen) (achterwaartse werking pomp testen) om de monsterleidingen te legen en selecteer vervolgens PUMP FORWARD TEST (voorwaartse werking pomp testen). Druk op om de timer te stoppen wanneer het monster uit de aansluiting SAMPLE OUT (Monster uit) aan de linkerkant van...
Configuratie Optie Beschrijving Opmerking: De instelling RANGE LOCKED (bereik vergrendeld) is RANGE LOCKED beschikbaar als een of meer instellingen van de RANGE (bereik) (bereik vergrendeld) voor de stroomreeks is ingesteld op AUTO. Hiermee stelt u in dat het werkbereik automatisch wijzigt (NO (nee)) of dat de instelling voor START-UP RANGE (opstartbereik) (YES (ja), standaard) behouden blijft.
Configuratie 1. Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > COMMISSIONING (ingebruikname) > COD (CZV)/BOD PROGRAM (BZV-programma). 2. Selecteer COD PROGRAM (CZV-programma) of BOD PROGRAM (BZV- programma). 3. Selecteer een optie. Optie Beschrijving DISPLAY Stelt de analyser in om CZV- en/of BZV-informatie op het scherm Reactiegegevens weer te geven en de CZV- en/of BZV-resultaten (mgO/L) op een 4–20 mA-uitgang weer te geven, indien geconfigureerd (standaard: NO (nee)).
Configuratie 1. Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > COMMISSIONING (ingebruikname) > DW PROGRAM (DW-programma). 2. Selecteer een optie. Optie Beschrijving DISPLAY Hiermee stelt u de analyser in op weergave van DW-informatie (drinkwater REMOVAL% (% verwijdering) en PASS (geslaagd)/FAIL (mislukt)RESULT (resultaat)(resultaat geslaagd/mislukt)) op het scherm Reactiegegevens en voor weergave van de resultaten voor REMOVAL% (% verwijdering) op een 4–20 mA uitgang, indien geconfigureerd (standaard: NO (nee) (nee)).
Configuratie 7.7 Configureer de instellingen voor het installeren van nieuwe reagentia Configureer de analyseropties voor de functie OPERATION (bediening) > REAGENTS SETUP (setup reagentia) > INSTALL NEW REAGENTS (nieuwe reagentia plaatsen). 1. Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > COMMISSIONING (ingebruikname) > NEW REAGENTS PROGRAM (programma nieuwe reagentia). 2.
Configuratie Optie Beschrijving NO REAGENTS Hiermee stelt u het alarm Geen reagentia in als melding, (geen reagentia) waarschuwing of storing. NOTE (opmerking) : Een relais voor meldingen wordt ingeschakeld wanneer er geen reagensalarm optreedt, indien geconfigureerd. WARNING (waarschuwing): Er wordt een relais voor waarschuwingsgebeurtenissen ingeschakeld en een 20_NO REAGENTS (geen reagentia)-waarschuwing treedt op, indien geconfigureerd.
Pagina 66
Configuratie Tabel 16 Instellingen voor directe modus Optie Beschrijving CHANNEL (kanaal) Hiermee stelt u in wat wordt weergegeven op de 4-20 mA-uitgangen 1–4 (kanaal 1–4), het volledige 1–4 schaalbereik van elke 4-20 mA-uitgang en wanneer elke 4-20 mA-uitgang verandert. Eerste instelling: Hiermee stelt u in wat de 4-20 mA-uitgang weergeeft. •...
Pagina 67
Configuratie Tabel 17 Instellingen stroommultiplexmodus Optie Beschrijving CHANNEL (kanaal) Hiermee stelt u het resultaattype in dat wordt weergegeven op de 4-20 mA-uitgangen (kanalen 1–4 1-4). Opties: TOC, TIC, TC, VOC, CZV, BZV of DW% (drinkwaterverwijdering %). Opmerking: De instellingen CHANNEL (kanaal) # en OUTPUT (uitgang) # geven aan wat kanalen 2 t/m 4 weergeven.
Configuratie Tabel 18 Instellingen volledige multiplexmodus (vervolg) Optie Beschrijving SIGNAL HOLD TIME (tijd Hiermee stelt u in hoe lang kanaal 1 en 2 hun signaal vasthouden voordat de kanalen naar signaal blokkeren) 4 mA gaan (niveau wijzigen of niet gedefinieerd niveau) of naar het volgende niveau voor de identificatie van de stroom of het volgende niveau van het resultaattype gaan.
Pagina 69
Configuratie Tabel 19 Instellingen RELAY (relais) Instelling Beschrijving Instelling Beschrijving - - - Geen instelling ZERO CAL Het relais wordt ingeschakeld (nulkalibratie) wanneer de handbediende klep wordt geopend tijdens een nulkalibratie of nulcontrole. STOP Het relais wordt ingeschakeld CAL SIGNAL (kal- Het relais wordt ingeschakeld wanneer de analyser wordt signaal)
Pagina 70
Configuratie Tabel 19 Instellingen RELAY (relais) (vervolg) Instelling Beschrijving Instelling Beschrijving SYNC Het relais is ingesteld op een 4-20mA CHNG (wijz. Het relais is ingesteld op een synchronisatierelais. Een 4-20 mA) 1–3 4-20 mA-schakelvlagrelais voor synchronisatierelais wordt gebruikt een specifieke monsterstroom om de analyser te synchroniseren (1-2).
Pagina 71
Configuratie 3. Configureer de relais ingesteld op ALARM en CO2 ALARM (CO2-alarm), indien geconfigureerd. Optie Beschrijving ALARM 1–3 Hiermee stelt u de inactieve toestand van het ALARMrelais en de voorwaarde in waarbij een ALARMrelais wordt ingeschakeld. Eerste instelling: hiermee stelt u de parameter in (TOC, TC, VOC, CZV, BZV of TIC).
Configuratie Optie Beschrijving VALVE Wordt ingesteld wanneer de multi-streamafsluiter naar de volgende ACTIVATION monsterstroom gaat. (klepactivering) SPF (monsterpomp vooruit, standaard)-Stelt de klep in op de volgende stroom wanneer de monsterpomp naar voren komt om het monster uit de volgende stroom te halen. SPR (monsterpomp achteruit): Stelt de klep in op de volgende stroom wanneer de omgekeerde werking van de monsterpomp is voltooid of wanneer de stroom voor het eerst aan de analyser wordt geleverd nadat...
0, communiceert de analyser niet met de Modbus Master. MANUFACTURE ID Hiermee stelt u de fabrikant-ID van het instrument in (fabrikant-id) (standaard 1 voor Hach). DEVICE ID (instrument-id) (Optioneel) Hiermee stelt u de klasse of familie van het instrument in (standaard: 2816). SERIAL NUMBER Hiermee stelt u het serienummer van het instrument in.
Configuratie 7.13 De instellingen opslaan in het geheugen Sla de analyserinstellingen op in het interne geheugen of op een MMC/SD-kaart. Installeer vervolgens de opgeslagen instellingen op de analyser (bijvoorbeeld na een software-update of om terug te gaan naar de vorige instellingen). 1.
Pagina 75
Configuratie 1. Selecteer MAINTENANCE (onderhoud) > COMMISSIONING (ingebruikname) > INFORMATION (informatie). 2. Selecteer een optie. Optie Beschrijving CONTACT INFORMATION Toont de contactgegevens voor technische ondersteuning. (contactinformatie) SOFTWARE Toont de softwareversie van de analyser. Toont de datum waarop de softwareversie is uitgebracht. IDENTIFICATION (identificatie) Toont het serienummer van de analyser.
Hoofdstuk 8 Kalibratie 8.1 Start een nulkalibratie of nulcontrole Start een nulkalibratie na een onderhoudstaak of na vervanging of toevoeging van reagens. Meet na onderhoud tien keer het water voordat een nulkalibratie wordt uitgevoerd om verontreiniging uit de analyser te verwijderen. Met een nulkalibratie worden de nulpuntwaarden ingesteld.
Kalibratie Optie Beschrijving RUN ZERO Start een nulkalibratie, waarmee de nulstelwaarden automatisch CALIBRATION worden ingesteld voor elk bereik (1, 2 en 3) voor elke parameter. (nulkalibratie Nulkalibratiereacties hebben het voorvoegsel "ZC". Stop metingen uitvoeren) voordat een nulkalibratie wordt gestart. Opmerking: Op basis van de instelling ZERO WATER (nulwater) in het menu SYSTEM CONFIGURATION (systeemconfiguratie) is een nulkalibratiereactie een reactie zonder monster of met gedeïoniseerd water, en werkt de monsterpomp niet in omgekeerde richting.
Kalibratie Optie Beschrijving RUN ZERO CHECK Start een nulcontrole. Een nulcontrole is hetzelfde als een (nulcontrole nulkalibratie, maar de analyser wijzigt de nulstelwaarden of de uitvoeren) instellingen CO2 LEVEL (CO2-gehalte) niet. Nulcontrolereacties hebben het voorvoegsel “ZK”. Stop metingen voordat een nulpuntcontrole wordt gestart.
Pagina 80
Kalibratie Optie Beschrijving RUN SPAN Hiermee wordt een span-kalibratie gestart, waarbij de CALIBRATION (span- instelwaarden voor het meetbereik automatisch worden ingesteld. kalibratie uitvoeren) Meetbereik-kalibratiereacties hebben het voorvoegsel 'SC'. Zorg ervoor dat de metingen zijn gestopt voordat u een kalibratie van het meetbereik start.
Kalibratie Optie Beschrijving TIC CAL STD (TIC-kal.- Hiermee stelt u de concentraties in van de TIC- en TOC- standaard) kalibratiestandaarden voor span-kalibraties. TOC CAL STD (TOC Voer concentraties in die meer dan 50% van de volledige kal.-standaard) schaalwaarde zijn voor het bedrijfsbereik dat is geselecteerd in de instelling RANGE (bereik).
Kalibratie 8.4 De kalibratiestandaard prepareren V O O R Z I C H T I G Gevaar van blootstelling aan chemicaliën. Volg alle veiligheidsvoorschriften van het laboratorium op en draag alle persoonlijke beschermingsmiddelen die geschikt zijn voor de gehanteerde chemicaliën. Raadpleeg de huidige veiligheidsinformatiebladen (MSDS/SDS) voor veiligheidsprotocollen.
Pagina 83
Kalibratie 4. Om een TOC-standaard te maken met een concentratie van minder dan 1000- mgC/L, dient u de geprepareerde standaarden te verdunnen met gedeïoniseerd water. Om bijvoorbeeld een standaardoplossing van 50 mg/L te prepareren, plaatst u 50 g van de voorbereide standaard van 1000 mg/L in een schone volumetrische kolf van 1 liter.
Hoofdstuk 9 Gebruikersinterface en navigatie 9.1 Beschrijving toetsenblok 1 Terug-toets – Druk hierop om terug te gaan naar het 3 Display vorige scherm of om wijzigingen te annuleren. Druk 1 seconde in om naar het hoofdmenu te gaan. 2 Pijltoetsen – Druk hierop om menuopties te selecteren of 4 Enter-toets –...
Gebruikersinterface en navigatie Afbeelding 22 Scherm Reactiegegevens 1 Statusbericht (zie Statusmeldingen op pagina 84) 5 Werkbereik (1, 2 of 3) 2 Begintijd en -datum van reactie 6 Reactietijd sinds start (seconden) 3 Type reactie 7 Totale reactietijd (seconden) 4 Reactiefase 8 Resultaten van de laatste 25 reacties: begintijd, datum, recordtype en resultaten.
Gebruikersinterface en navigatie Tabel 23 Statusmeldingen Bericht Beschrijving SYSTEM MAINTENANCE Het instrument staat in de onderhoudsmodus. De onderhoudsschakelaar is ingeschakeld. (systeemonderhoud) SYSTEM FAULT Er moet onmiddellijk aandacht aan het instrument worden besteed. Metingen zijn gestopt. (systeemstoring) De 4-20 mA-uitgangen zijn ingesteld op FAULT LEVEL (storingsniveau (standaard: 1 mA). Het storingsrelais is ingeschakeld.
Pagina 88
Gebruikersinterface en navigatie Afbeelding 23 Scherm Reactiegrafiek 1 Atmosferische druk 6 Onmiddellijk gemeten CO -waarde (i) 2 TIC mgC/L ongekalibreerd (mgu), geen compensatie voor 7 CO -nulwaarde (z) bij het begin van de reactie atmosferische druk 3 CO -piekwaarde 8 Reactietijd sinds start (seconden) 4 Zuurstofflow (L/uur) 9 Totale reactietijd 5 Temperatuur van de analyser ( C)
Hoofdstuk 10 Bediening 10.1 Metingen starten of stoppen 1. Druk op om naar het hoofdmenu te gaan en selecteer vervolgens OPERATION (bediening) > START,STOP. 2. Selecteer een optie. Optie Beschrijving REMOTE Een optionele digitale ingang wordt gebruikt om de analyser in stand-by op STANDBY afstand te zetten (bijv.
Bediening 10.2 Meten van een momentaan monster De instellingen van het momentaan monster kunnen worden gewijzigd terwijl de analyser in bedrijf is, tenzij: • Er is een reeks in de handmatige modus (momentaan monster) gepland is om te starten wanneer de laatste reactie is voltooid. •...
Bediening Optie Beschrijving RESET MANUAL Hiermee worden de instellingen voor MANUAL PROGRAM PROGRAM (handmatig programma) teruggezet naar de fabrieksinstellingen. (handmatig programma resetten) MANUAL Stelt het aantal reacties en het meetbereik in voor elke handmatige (handmatig) x, x (momentane) stroom. RANGE (bereik) x MANUAL (handmatig) –...
Bediening Optie Beschrijving SEND REACTION Verzendt de inhoud van het reactiearchief naar het ARCHIVE (reactie-archief uitvoerapparaat. Stel de begindatum en het aantal te verzenden verzenden) items in en selecteer START SENDING (verzenden starten). OUTPUT ITEMS (uitgangsitems) geeft het aantal verzonden items weer.
Pagina 93
Bediening Optie Beschrijving SEND ALL DATA (alle Stuurt het reactiearchief, het foutenarchief, de gegevens verzenden) analyserinstellingen en diagnosegegevens naar het uitvoerapparaat. Selecteer START SENDING (verzenden starten). De gegevens worden in het Engels verzonden. Als PAUSE SENDING (verzenden pauzeren) is geselecteerd, worden items gedurende 60 seconden niet verzonden of totdat PAUSE SENDING (verzenden pauzeren) opnieuw wordt geselecteerd.
Pagina 94
Bediening Tabel 24 Reactiearchiefgegevens - Standaardmodus Item Beschrijving TIME (tijd) Tijdstip waarop de reactie is gestart DATE (datum) Datum waarop de reactie is gestart S1:2 Reactietype (bijv. Stream 1) en meetbereik (bijv. 2) TCmgC/L Gekalibreerde TC-waarde in mgC/L. (TC is TIC + NPOC + POC) TICmgC/L Gekalibreerde TIC-waarde in mgC/L TOCmgC/L...
Pagina 95
Bediening Tabel 25 Reactiearchiefgegevens - Engineering-modus (TIC + TOC-analyse) (vervolg) Item Beschrijving SMPL PUMP (monsterpomp) De vijf items, die nummergecodeerde gegevens of nummergegevens zijn, geven als volgt informatie over de monsterpomp: 1) Bedrijfsmodus (0 = tijdmodus of 1 = pulsmodus) 2) Aantal pulsen tijdens bedrijf (bijv.