Opstarten
6.8 De reagensvolumes instellen
6.9 Gedeïoniseerd water meten
12
De LED gaat branden wanneer de klep open is.
50
4. Herhaal stap
3
voor de volgende kleppen:
•
SAMPLE VALVE (monsterklep) (MV4)
•
EXHAUST VALVE (uitlaatventiel) (MV1)
•
STREAM VALVE (stroomklep) (MV6)
•
MANUAL VALVE (handmatig ventiel) (MV5)
5. Als de monster(uitvoer)klep (MV4), de handbediende klep (MV5) of de stroomklep
(MV6) niet opent, demonteert u de klep en reinigt u de membraanafdichting.
1. Selecteer OPERATION (bediening) > REAGENTS SETUP (setup reagentia) >
INSTALL NEW REAGENTS (nieuwe reagentia plaatsen).
2. Wijzig zo nodig de reagensniveaus die op het display worden weergegeven.
3. Als de instelling ZERO WATER (nulwater) in het menu SYSTEM CONFIGURATION
(systeemconfiguratie) is ingesteld op YES (ja), sluit u gedeïoniseerd water aan op de
aansluiting MANUAL (handmatig) voor de nulkalibraties. De standaardinstelling voor
ZERO WATER (nulwater) is NO (nee) (geen monster).
4. Als de instelling SPAN CALIBRATION (span-kalibratie) of SPAN CHECK (span-
controle) is ingesteld op YES (ja) in het menu MAINTENANCE (onderhoud) >
COMMISSIONING (ingebruikname) > NEW REAGENTS PROGRAM (programma
nieuwe reagentia), installeert u de kalibratiestandaard voordat een
meetbereikkalibratie wordt gestart Zie
op pagina 79.
5. Scrol omlaag naar START NEW REAGENT CYCLE (start nieuwe reagenscyclus)
(nieuwe reagentcyclus starten) en druk vervolgens op .
De analyser vult alle reagenslijnen met de nieuwe reagentia en voert een nulkalibratie
uit.
Als de instelling SPAN CALIBRATION (span-kalibratie) (meetbereikkalibratie) of
SPAN CHECK (span-controle) (meetbereikcontrole) is ingesteld op YES (ja) (Ja) in
het menu MAINTENANCE (onderhoud) (onderhoud) > COMMISSIONING
(ingebruikname) (ingebruikname) > NEW REAGENTS PROGRAM (programma
nieuwe reagentia) (nieuw reagensprogramma), voert de analyser na de nulkalibratie
een meetbereikkalibratie of meetbereikcontrole uit.
Als de instelling CO2 LEVEL (CO2-gehalte) (CO2-niveau) is ingesteld op AUTO, stelt
de analyser de reactiecontroleniveaus voor TOC in.
Meet gedeïoniseerd water als volgt vijf keer om er zeker van te zijn dat de nulkalibratie
correct is:
1. Sluit gedeïoniseerd water aan op de MANUAL-fitting.
2. Stel de analyser in op vijf reacties bij meetbereik 1. Raadpleeg
momentaan monster
Als de resultaten van de metingen bijna 0 mgC/L CO
3. Als de resultaten van de metingen niet bijna 0 mgC/L CO
stappen uit:
a. Voer een pH-test uit. Gebruik gedeïoniseerd water als monster. Raadpleeg Een
pH-test uitvoeren in de handleiding Onderhoud en probleemoplossing.
b. Meet de TIC pH. Zorg ervoor dat de TIC pH minder is dan 2.
12
De kalibratiestandaard aansluiten
op pagina 88.
Meten van een
zijn, is de nulkalibratie correct.
2
zijn, voert u de volgende
2