3.3. Vul de benzinetank tot ongeveer 2,5 cm (1 in) van de top, en voeg, volgens de aanwijzingen van de fabri-
kant, een in de handel verkrijgbare brandstofstabilisator (zoals Sta-Bil
3.4. Koppel de ontluchtingsslang los van de uitlaat van de brandstoftank.
3.5. Sluit de uitlaat van de brandstoftank luchtdicht af. Wij bevelen een vinyl dop aan die u over de uitlaat
schuift.
4. Koppel accukabels los, de negatieve (-) kabel eerst.
GESLOTEN STAND
(DE KEUZESCHAKELAAR IS UITGELIJND MET DE
MARKERINGEN OP DE ZIJKANTEN VAN DE AFSLUITER)
GESLOTEN
GEZIEN VANAF DE ZIJDE VAN DE
KEUZESCHAKELAAR VAN DE AFSLUITER
Figuur 20 Brandstofkraan – gesloten stand
5. Zorg ervoor dat de accu's schoon en corrosievrij zijn. Was de bovenzijde van de accu's en de polen af met een
oplossing van natriumcarbonaat en water (237 mL [1 cup] natriumcarbonaat op 3,8 L [1 gal] water). Spoel af
met water. Laat deze vloeistof niet de accu's in lopen. Controleer of de kabels goed op de accupolen aange-
sloten zijn. Laat de polen drogen en bedek ze met een laagje Battery Terminal Protector Spray (CCI onder-
deelnr. 1014305).
6. Om de motor te beschermen, verwijdert u de bougie en giet u via het bougiegat 14,2 mL (1/2 oz) SAE 10-olie
in de motor. Draai de motorkrukas verschillende malen handmatig aan en installeer dan de bougie.
7. Pas de bandendruk aan volgens de aanbevolen spanning. Zie Voertuigspecificaties op pagina 54.
8. Voer de halfjaarlijkse smeerbeurt uit. Zie Periodieke smeerschema's op pagina 42.
9. Maak de voor- en achterzijde van de carrosserie grondig schoon, zowel als de zittingen, het laadplatform, de
motorruimte en de onderzijde van het voertuig.
10. Schakel de parkeerrem niet in. Blokkeer de wielen om te voorkomen dat het voertuig wegrolt.
HET BENZINEVOERTUIG NA OPSLAG WEER IN GEBRUIK NEMEN
1. Maak het brandstofsysteem gebruiksklaar.
1.1. Verwijder de plug van de ontluchtingsnippel van de brandstoftank (Figuur 33, pagina 52).
1.2. Verbind de ventilatiebuis met de onluchtingsnippel van de brandstoftank.
2. Sluit de accukabels aan, de positieve (+) kabel eerst.
3. Open de brandstofkraan volledig (Figuur 21, pagina 38). Zorg ervoor dat de kraan volledig open is. Een
gedeeltelijk gesloten brandstofkraan (Figuur 22, pagina 38) samen met gebruik van de choke kunnen een
vuile bougie en motorstoring veroorzaken.
GESLOTEN
2005 Carryall-voertuigen – handleiding voor de eigenaar
Opslag – benzinevoertuigen
®
) toe.
pagina 37