VOORBEWERKING EN DAGELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES
Ieder Club Car-voertuig is grondig onderzocht en afgesteld in de fabriek; wanneer u uw nieuwe voertuig(en) in bezit
neemt, moet u echter vertrouwd zijn met de bedieningen, indicators en werking. Controleer elk voertuig zorgvuldig
en vergewis u ervan dat het in perfecte staat verkeert voor u de levering aanvaardt.
Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw voertuig. U dient deze lijst dagelijks te gebruiken om ervoor te zorgen
dat het voertuig in goede staat verkeert en conform de Periodieke onderhoudsschema's op pagina 40 wordt gebruikt.
Eventuele defecten moeten worden hersteld door uw Club Car-distributeur/dealer of een getrainde monteur.
• Algemeen: Alle onderdelen moeten correct gemonteerd en geïnstalleerd zijn. Verifieer dat alle moeren,
bouten en schroeven goed vastzitten. Controleer bij alle benzinevoertuigen of alle slangklemmen goed
sluiten en de drijfriem van de starter strak gespannen is.
• Veiligheids- en informatiestickers: Verifieer dat alle veiligheids- en informatiestickers aangebracht zijn.
Zie pagina's 4 tot 13.
• Banden: Controleer de bandenspanning. Controleer de banden dagelijks op slijtage en schade, en ga na of
ze goed zijn opgeblazen. Zie Voertuigspecificaties op pagina 54.
• Accu('s): Controleer of het elektrolytpeil voldoende is (Figuur 25, pagina 45 of Figuur 30, pagina 50).
Controleer de accuklemmen. De kabels moeten goed vastzitten en corrosievrij zijn. Laad bij elektrische
voertuigen de accu's volledig op voor u het voertuig voor het eerst gebruikt.
• Ladersnoer, stekker en stopcontact (elektrische voertuigen): Voer een visuele controle uit op scheur-
tjes, loszittende aansluitingen en gerafelde kabels. Zie Stekker en stopcontact op pagina 49.
• Motor (benzinevoertuigen): Controleer het oliepeil. Zie Motorolie – benzinevoertuigen op pagina 51.
• Brandstof (benzinevoertuigen): Controleer het brandstofpeil. Zie Instructies voor het tanken – benzine-
voertuigen op pagina 52. Controleer dagelijks de brandstoftank, -leidingen, -dop, -pomp, -filters en carbu-
rateur op lekkage.
• Uitlaatsysteem (benzinevoertuigen): Controleer op lekken.
ý
WAARSCHUWING
• Verwijder het plastic van de zitting voor u het voertuig gebruikt. Dit nalaten kan brand, materiële
schade en ernstige of dodelijke verwondingen veroorzaken.
DE WERKING CONTROLEREN
Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de rij-instructies hebt gelezen en
begrepen, maakt u een proefrit.
Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van het voertuig en ga dagelijks na of het juist werkt. Eventuele defecten
moeten worden hersteld door uw Club Car-distributeur/dealer of een getrainde monteur.
Alle voertuigen
• Vooruit-/achteruithendel: Controleer of deze goed werkt. Zie Bedieningen en aanwijzers op pagina 18.
• Remmen: Controleer of de remmen goed werken. Wanneer het rempedaal met matige kracht volledig wordt
gedrukt, mag het niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder te slippen tot stil-
stand komen. Indien het rempedaal verder dan halfweg kan worden ingedrukt of het voertuig slipt of niet
stopt, moet u het remsysteem laten controleren en zo nodig bijstellen. Het remsysteem moet altijd zo afge-
steld zijn dat het pedaal beslist nooit tegen de vloer ingedrukt kan worden.
• Parkeerrem: Wanneer de parkeerrem ingrijpt, moet deze de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren
(op hellingen tot maximaal 20%). Bij een druk op het gaspedaal of het rempedaal moet de parkeerrem vrij
komen.
Voorbewerking en dagelijkse veiligheidscontroles
2005 Carryall-voertuigen – handleiding voor de eigenaar
pagina 27