Bedieningen en aanwijzers
Figuur 15 Chokeknop
Figuur 16 Chokekabel
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAAG OLIEPEIL
Alleen benzinevoertuigen
Het voertuig heeft op het dashboard, net boven de stuurkolom, een waarschuwingslampje (1) voor het oliepeil
(Figuur 17). Indien het waarschuwingslampje brandt, moet u de olie controleren en zo nodig olie bijvullen voor u
het voertuig verder gebruikt. Er mag niet met het voertuig worden gereden wanneer het waarschuwingslampje con-
stant brandt. Als het waarschuwingslampje aan en uit gaat, mag u blijven rijden maar moet u zo snel mogelijk olie
bijvullen. Als het oliepeil correct is maar het waarschuwingslampje blijft branden, laat u het voertuig dan even
nakijken door een getrainde monteur.
VOORZICHT IG
• Als het waarschuwingslampje blijft branden, moet u onmiddellijk olie bijvullen, anders kunt u de
motor voorgoed beschadigen.
BRANDSTOFMETER/URENTELLER
Alleen benzinevoertuigen
Het voertuig heeft op het dashboard een brandstofmeter/urenteller (2) (Figuur 17). Dankzij de brandstofmeter kan
de bestuurder het brandstofpeil van het voertuig nagaan. De urenteller moet worden gebruikt door de getrainde
monteur om bij te houden hoeveel het voertuig wordt gebruikt en om te bepalen wanneer periodiek onderhoud
nodig is. Zie Periodiek onderhoudsschema op pagina 41.
2
1
Figuur 17 Benzinemeter/urenteller
en waarschuwingslampje laag oliepeil
pagina 26
2005 Carryall-voertuigen – handleiding voor de eigenaar