OPMERKING: Nadat u de slepen-/rijdenschakelaar op SLEPEN plaatst, moet u 10 seconden wachten voor u
deze opnieuw op RIJDEN plaatst.
Nadat u de slepen-/rijdenschakelaar op RIJDEN plaatst, moet u 10 seconden wachten voor u het
voertuig gebruikt.
Figuur 12 Slepen-/rijdenschakelaar
De slepen-/rijdenschakelaar moet in de volgende omstandigheden op SLEPEN worden geplaatst:
• Voordat het voertuig wordt gesleept: Plaats de slepen-/rijdenschakelaar op SLEPEN om de motorrem
volledig uit te schakelen en dus mogelijke schade aan het voertuig of de elektrische onderdelen te voor-
komen die kan optreden wanneer het voertuig wordt gesleept terwijl de nulsnelheiddetectie motorrem geac-
tiveerd is.
• Voordat de accukabels worden aangesloten of afgekoppeld: Plaats de slepen-/rijdenschakelaar op
SLEPEN om de stroom naar het elektrische systeem van het voertuig uit te schakelen. Dit voorkomt vonk-
vorming en de mogelijke explosie van de accu bij het afkoppelen van de accukabels.
• Voor langdurige opslag: Plaats de slepen-/rijdenschakelaar op SLEPEN om de stroom naar het elektrische
systeem van het voertuig uit te schakelen en op die manier te voorkomen dat de accu's ontladen worden
door de elektrische onderdelen.
VRIJLOOPVERGRENDELING
Alleen benzinevoertuigen
Om het werk van de onderhoudsmonteur te vergemakkelijken, is de achterzijde van de vooruit-/achteruithendel in
de motorruimte voorzien van een vrijloopvergrendelingsnok (gele knop). Wanneer deze nok ongeveer 10 mm
(3/8 in) naar buiten wordt getrokken en een halve slag wordt gedraaid tot hij vastklikt, komt de nok in de ONDER-
HOUDSSTAND (Figuur 13, pagina 25) te staan.
• Pedal-start-voertuig: Wanneer de nok in de ONDERHOUDSSTAND staat, kan de monteur de motor in
VRIJLOOP (N) laten draaien om het voertuig een onderhoudsbeurt te geven en/of te repareren. Met de ver-
grendelingsnok in deze stand, kan het voertuig niet rijden wanneer de vooruit-/achteruithendel in VOORUIT
(F) of ACHTERUIT (R) wordt geplaatst.
• Key-start-voertuig: Wanneer de nok in de ONDERHOUDSSTAND staat, kan de monteur de motor in
VOORUIT (F), ACHTERUIT (R) of VRIJLOOP (N) laten draaien om het voertuig een onderhoudsbeurt te
geven. Indien de vooruit-/achteruithendel echter in de stand VOORUIT (F) of ACHTERUIT (R) staat en het
gaspedaal wordt ingedrukt, zal de motor stilvallen.
pagina 24
2005 Carryall-voertuigen – handleiding voor de eigenaar
Bedieningen en aanwijzers