HOOFDSTUK 6 • Verzorging infusieplaats en laden reservoir
6. Steek de naald in de insulineflacon
terwijl u de flacon rechtop houdt.
Injecteer lucht vanuit de spuit in de
flacon. Houd druk op de plunjer van
de spuit.
7. Draai de flacon met de naald er nog
in ondersteboven. Laat de plunjer
van de spuit los. Er stroomt nu
insuline uit de flacon in de spuit.
86
8. Trek de plunjer langzaam terug tot
aan de gewenste hoeveelheid
insuline.
9. Tik terwijl de naald nog in de flacon
zit en u de flacon nog
ondersteboven vasthoudt tegen de
spuit, zodat eventuele luchtbellen
opstijgen. Duw de plunjer
vervolgens langzaam naar boven,
zodat de luchtbellen terug in de
flacon worden geduwd.
10. Inspecteer de spuit op luchtbellen
en doe het volgende:
Herhaal stap 9 als er nog
luchtbellen aanwezig zijn.
Verwijder de naald uit de flacon
als er geen luchtbellen aanwezig
zijn.
Instructies voor het vullen van het
reservoir
1. Inspecteer de reservoirverpakking
op tekenen van schade. Gooi
beschadigde producten weg.