HOOFDSTUK 22 • Een CGM-sensorsessie starten of stoppen
WAARSCHUWING
Blijf tijdens deze opstartperiode van 2 uur een
bloedglucosemeter en teststrips gebruiken voor
behandelingsbeslissingen.
OPMERKING
Opstartperiode van de sensor en
geautomatiseerde insulinedosering: tijdens
de opstartperiode van de sensor heeft de
geautomatiseerde functie voor insulinedosering
geen invloed op de basaalsnelheden of dient het
geen automatische correctiebolussen toe. De
sensor moet actief metingen uitvoeren om de
geautomatiseerde functie voor insulinedosering
te laten werken.
Voorbeelden
Als u bijvoorbeeld 20 minuten geleden
uw sensorsessie heeft gestart, ziet u dit
aftelsymbool op het CGM-startscherm.
202
Als u 90 minuten geleden uw
sensorsessie heeft gestart, ziet u dit
aftelsymbool op het CGM-startscherm.
Aan het einde van de opstartperiode
van 2 uur wordt het aftelsymbool
vervangen door de actuele CGM-
waarde.
Volg de instructies in het volgende
hoofdstuk om uw sensor te kalibreren.
Sla de kalibratieaanwijzingen over als u
een sensorcode hebt ingevoerd. U kunt
altijd een kalibratie in het systeem
invoeren, zelfs als u al een sensorcode
hebt ingevoerd. Let op uw symptomen:
als ze niet overeenstemmen met de
CGM-waarden op dat moment, zou u
een kalibratie kunnen invoeren.
Uw sensorsessie beëindigen
Wanneer de sensorsessie is beëindigd,
moet u de sensor vervangen en een
nieuwe sensorsessie starten. In
sommige gevallen kan de sensorsessie
vroeg eindigen. U kunt er ook voor
kiezen om de sensorsessie voortijdig te
beëindigen.
Glucosewaarschuwingen en -alarmen
werken niet nadat de sensorsessie is
beëindigd. Zodra de sensorsessie is
beëindigd, zijn CGM-metingen niet
beschikbaar. Als u de geautomatiseerde
functie voor insulinedosering gebruikt,
wordt deze inactief wanneer een CGM-
sensorsessie wordt beëindigd.
WAARSCHUWING
Control-IQ-technologie beperkt de basaalsnelheid
tot 3 eenheden/uur nadat de sensorsessie is
beëindigd. Schakel de Control-IQ-technologie uit