Het is de verantwoordelijkheid van de
zorgverlener en verzorger om te
bepalen of de gebruiker geschikt is voor
behandeling met dit apparaat.
Wij adviseren om de functies Snelle
bolus en Beveiligingscode van de pomp
door te nemen en te bepalen hoe deze
het beste in uw verzorgingsplan kunnen
worden opgenomen. Deze functies
worden nader besproken in
hoofdstuk
7 Handmatige bolus
en
4 Aan de
Onbedoeld loskomen van de
infusieplaats kan bij kinderen vaker
voorkomen. Overweeg daarom om de
infusieplaats en slang vast te maken.
WAARSCHUWING
Control-IQ-technologie mag niet worden
gebruikt door mensen die minder dan
10 eenheden insuline per dag gebruiken of
minder dan 24.9 kilogram (55 pond) wegen. Dit
is de minimale input die nodig is om de Control-
IQ-technologie te laten starten en om veilig te
laten werken.
WAARSCHUWING
De t:slim X2-insulinepomp met Control-IQ-
technologie mag niet worden gebruikt bij
kinderen jonger dan zes jaar.
WAARSCHUWING
Laat NIET toe dat kleine kinderen (zowel
pompgebruikers als niet-gebruikers) kleine
onderdelen inslikken, zoals de rubberen USB-
poortafdekking of onderdelen van het reservoir.
Kleine onderdelen kunnen een
verstikkingsgevaar opleveren. Wanneer deze
kleine onderdelen worden ingeslikt, kunnen ze
inwendig letsel of infectie veroorzaken.
WAARSCHUWING
slag.
De pomp bevat onderdelen (zoals de USB-kabel
en de slang van de infusieset) die een risico van
verwurging of verstikking kunnen opleveren.
Gebruik altijd de juiste lengte infusiesetslang en
leg de kabels en slang zodanig dat het risico van
verwurging wordt geminimaliseerd. ZORG
ERVOOR dat deze onderdelen op een veilige
plaats worden bewaard wanneer ze niet worden
gebruikt.
WAARSCHUWING
Bij patiënten die hun ziekte niet zelf behandelen,
moet de functie Beveiligingscode ALTIJD aan
zijn wanneer de pomp niet wordt gebruikt door
een zorgverlener. De functie Beveiligingscode is
bedoeld om te voorkomen dat het scherm per
ongeluk wordt aangetikt of knoppen worden
ingedrukt waardoor insuline wordt toegediend of
pompinstellingen worden gewijzigd. Zulke
HOOFDSTUK 1 • Inleiding
veranderingen kunnen resulteren in voorvallen
van hypoglykemie (lage BG) of hyperglykemie
(hoge BG). Zie
deel 4.15 Het in- of uitschakelen
van de beveiligingscode
voor informatie over het
inschakelen van de functie Beveiligingscode.
WAARSCHUWING
Bij patiënten voor wie de insulinetoediening
wordt beheerd door een verzorger, moet de
functie Snelle bolus ALTIJD worden
uitgeschakeld om onbedoelde toediening van
een bolus te voorkomen. Als de
Beveiligingscode is ingeschakeld, is de functie
Snelle bolus automatisch uitgeschakeld. Per
ongeluk op het scherm tikken, op knoppen
drukken of manipuleren van de insulinepomp
kan leiden tot te veel of te weinig toegediende
insuline. Dat kan resulteren in voorvallen van
hypoglykemie (lage BG) of hyperglykemie (hoge
BG). Zie
deel 4.15 Het in- of uitschakelen van de
beveiligingscode
voor informatie over het
uitschakelen van de functie Beveiligingscode.
1.10 Noodpakket
Zorg dat u altijd een insulinespuit en
een flacon met insuline of een
voorgevulde insulinepen bij u draagt als
alternatief voor noodsituaties. U moet
ook altijd een geschikt noodpakket bij u
21