WAARSCHUWING
Naast het bovenstaande mag u uw pomp,
zender of sensor NIET blootstellen aan:
» het inbrengen of herprogrammeren
van een pacemaker/automatische
implanteerbare cardioverter-defibrillator
(AICD)
» cardiale katheterisatie
» nucleaire stresstest
U moet uw pomp, zender en sensor losmaken en
ze achterlaten buiten de ruimte waar de procedure
plaatsvindt als u een van de bovenstaande
medische procedures moet ondergaan.
WAARSCHUWING
Er zijn andere procedures waarbij
voorzichtigheid geboden is:
» Laseroperatie – Normaal gesproken kunt
u uw systeem blijven dragen tijdens deze
procedure. Sommige lasers kunnen echter
interferentie veroorzaken, waardoor het
systeem een alarm kan afgeven.
» Narcose – Afhankelijk van de gebruikte
apparatuur moet u mogelijk uw systeem
verwijderen. Vergeet niet om dit aan uw
zorgverlener te vragen.
WAARSCHUWING
Het is niet nodig om het systeem los te koppelen
voor een elektrocardiogram (ECG) of een
colonoscopie. Neem contact op met de
klantenservice in uw regio als u vragen hebt.
WAARSCHUWING
Gebruik de pomp NIET als u een aandoening
heeft die u naar het oordeel van uw zorgverlener
in gevaar zou kunnen brengen. Voorbeelden van
personen die de pomp niet mogen gebruiken
zijn personen met onbeheersbare
schildklieraandoeningen, nierfalen (m.a.w.
dialyse of eGFR <30), hemofilie of andere
bloedingsstoornissen, of instabiele
cardiovasculaire aandoeningen.
2.2 Voorzorgsmaatregelen t:slim
X2-insulinepomp
VOORZORGSMAATREGEL
Probeer NIET om uw insulinepomp te openen of
deze te repareren. De pomp is een afgedicht
apparaat dat alleen mag worden geopend en
gerepareerd door Tandem Diabetes Care.
Wijzigingen aan het apparaat kunnen leiden tot
een veiligheidsrisico. Als de afdichting van uw
pomp is verbroken, is de pomp niet meer
waterdicht en is de garantie niet meer geldig.
HOOFDSTUK 2 • Belangrijke veiligheidsinformatie
VOORZORGSMAATREGEL
VERVANG uw infusieset iedere 48 tot 72 uur,
zoals aanbevolen door uw zorgverlener. Was uw
handen met antibacteriële zeep voordat u de
infusieset hanteert en maak de inbrenglocatie
op uw lichaam goed schoon om infectie te
voorkomen. Neem contact op met uw
zorgverlener indien u symptomen van infectie
waarneemt op uw infusieplaats voor insuline.
VOORZORGSMAATREGEL
Verwijder ALTIJD alle luchtbellen uit de pomp
voordat u begint met de insulinetoediening.
Controleer of er geen luchtbellen aanwezig zijn
wanneer u insuline in de spuit zuigt, laat de
witte vulpoort op de pomp omhoog wijzen
wanneer u de slang vult en zorg ervoor dat de
slang tijdens het vullen geen luchtbellen bevat.
Lucht in het systeem neemt ruimte in beslag die
is bestemd voor insuline en kan de toediening
van insuline verstoren.
VOORZORGSMAATREGEL
CONTROLEER uw infusieplaats dagelijks op
goede plaatsing en lekkage. VERVANG uw
infusieset als u lekken opmerkt rond de
infusieplaats. Een slechte plaatsing of lekkage
rond de infusieplaats kan leiden tot een te lage
toediening van insuline.
27