HOOFDSTUK 26 • CGM-problemen oplossen
en uw sensorsessie hebt afgebroken
voordat u uw zender-ID controleert of
wijzigt. U kunt uw zender-ID niet
wijzigen tijdens een sensorsessie.
Neem contact op met de klantenservice
in uw regio als u nog steeds problemen
ondervindt bij het ophalen van de
sensorglucosewaarden.
26.5 Probleem Sensor defect
oplossen
Het systeem kan problemen met uw
sensor detecteren wanneer het uw
glucosespiegel niet kan vaststellen. De
sensorsessie wordt beëindigd en het
scherm SENSOR DEFECT wordt op uw
t:slim X2-pomp weergegeven. Als u dit
scherm ziet, betekent dit dat uw CGM-
sessie is beëindigd.
•
Verwijder uw sensor en plaats een
nieuwe sensor.
•
Volg de volgende tips voor het
oplossen van problemen om de
werking van de sensor in de
toekomst te verbeteren.
•
Controleer of uw sensor niet is
verlopen.
244
•
Controleer of uw sensorhouder niet
is losgeraakt of loslaat.
•
Controleer of de zender goed is
vastgeklikt.
•
Zorg dat er niets tegen de
sensorhouder wrijft (d.w.z. kleding,
autogordels enz.).
•
Zorg ervoor dat u een goede
inbrenglocatie hebt gekozen.
26.6 Sensoronnauwkeurigheden
Onnauwkeurigheden zijn vaak alleen te
wijten aan uw sensor en niet aan uw
zender of pomp. Uw
sensorglucosemetingen zijn uitsluitend
bedoeld voor het bepalen van trends.
De zender meet glucose in de vloeistof
onder de huid, niet in het bloed, en de
sensorglucosemetingen zijn niet
identiek aan de metingen van uw
bloedglucosemeter.
VOORZORGSMAATREGEL
Om het systeem te kalibreren, MOET u de door
uw bloedglucosemeter aangegeven BG-
waarde binnen 5 minuten na een zorgvuldig
verrichte BG meting invoeren. Voer geen
sensorglucosewaarden in voor kalibratie. Als u
onjuiste BG-waarden invoert, BG-waarden invoert
die meer dan 5 minuten voor het invoeren zijn
verkregen, of glucosemetingen van de sensor
invoert, kan dit de prestaties van de sensor
beïnvloeden en kan dit leiden tot het niet opmerken
van voorvallen van ernstige hypoglykemie (lage BG)
of hyperglykemie (hoge BG).
Als het verschil tussen uw
sensorglucosemeting en BG-waarde
groter is dan 20% van de BG bij een
sensorwaarde >4.4 mmol/L of groter
dan 1.1 mmol/L bij een sensorwaarde
< 4.4 mmol/L, was dan uw handen en
voer een nieuwe BG-meting uit. Als het
verschil tussen deze tweede BG-meting
en de sensor nog steeds groter is dan
20% bij een sensorwaarde >4.4 mmol/L
of groter dan 1.1 mmol/L bij een
sensorwaarde <4.4 mmol/L , kalibreer
uw sensor dan opnieuw met de tweede
BG-waarde. De sensorglucosemeting
wordt gedurende de daaropvolgende
15 minuten gecorrigeerd. Als u
verschillen buiten dit aanvaardbare
bereik waarneemt tussen uw
sensorglucosemetingen en uw BG-
waarden, volg dan de tips voor het
oplossen van problemen voordat u een
nieuwe sensor plaatst: