voorkomen. Indien de pomp niet geaard is, moet het voertuig voor en tijdens het tanken aan
de pomp geaard worden.
• Om alle brandgevaar te voorkomen, moet u gemorste brandstof opruimen voordat u het voer-
tuig gebruikt.
1. Verwijder de brandstofdop en vul de tank met brandstof. Benzinevoertuigen hebben een zwarte brand-
stofdop; dieselvoertuigen hebben een groene brandstofdop. Zie GEVAAR hierboven en OPMERKING
hieronder.
OPMERKING: Benzinevoertuigen: Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Vermijd het gebruik van geoxi-
deerde brandstof of met alcohol gemengde brandstof.
Benzinevoertuigen: Gebruik alleen grade 2 diesel met een cetaangetal van 45 of hoger.
2. Plaats de brandstofdop terug. De dop moet goed zijn aangehaald.
3. Reinig gemorste brandstof rond de dop en in het brandstofdopgebied.
NAAR BRANDSTOFFILTER
Figuur 34 Instructies voor het tanken –
benzinevoertuigen
WATER UIT BRANDSTOFFILTER AFTAPPEN
Alleen dieselvoertuigen
Het water moet dagelijks uit het brandstoffilter worden afgetapt. Het brandstoffilter is op een plaat bij het
onderste zittingsteunpaneel aangebracht (Figuur 36).
1. Plaats een bank onder het brandstoffilter.
2. Til de zitting aan de passagierszijde op.
3. Ga naar het ventiel (1) aan de onderkant van het filter. Draai het ventiel rechtsom tot het water uit het filter
begint te stromen.
4. Tap het water af tot het van kleur verandert (brandstof). Zie volgende WAARSCHUWING.
ý
WAARSCHUWING
• Verwijder gemorste brandstof. Houd vonken en vlammen op veilige afstand van het voertuig
en de onderhoudsruimte. Indien deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit tot een
explosie of brand leiden met ernstige of dodelijke verwondingen tot gevolg.
5. Sluit het ventiel door het zo ver mogelijk rechtsom te draaien.
pagina 42
Handleiding voor de eigenaar, 2005 Carryall 294 benzine- en dieselvoertuigen
BRANDSTOF-
AFSLUITER
VENTIEL
BRANDSTOFTANK
Instructies voor het tanken
NAAR BRANDSTOFFILTER
BRANDSTOFTANK
Figuur 35 Brandstoftank – dieselvoertuigen
VENTIEL