MOTOROLIEPEIL CONTROLEREN
1. Neem de peilstok uit de vulopening en veeg de olie van de stok af. Zie Figuur 19 of Figuur 20. Zie vol-
gende VOORZICHTIG.
ý
VOORZICHT IG
• Verwijder de peilstok niet wanneer de motor draait.
2. Controleer het oliepeil door de peilstok helemaal in de buis te steken en onmiddellijk weer terug te
trekken.
3. Als het oliepeil zich bij of onder het laagste teken van de peilstok bevindt, voeg dan olie bij totdat het peil
opnieuw tussen de tekens voor laag en vol valt (veilig peil). Zie volgende VOORZICHTIG.
VOORZICHT IG
• Laat de olie niet tot boven het vol-merkteken komen. Dit heeft een verminderd motorver-
mogen of schade aan de motor tot gevolg.
2
1
Figuur 19 Controle motoroliepeil – benzinevoertuigen
MOTOROLIE VERVERSEN EN FILTER VERVANGEN
Het verversen van de motorolie en het vervangen van het oliefilter moet na de eerste 20 gebruiksuren (ben-
zine) of 50 gebruiksuren (diesel) worden uitgevoerd. Vervolgens moet dit iedere 100 gebruiksuren of jaarlijks
gebeuren, wat het eerst van toepassing is.
Motorolie aftappen
1. Draai het contactslot op UIT en verwijder de sleutel. Zorg ervoor dat de vooruit-/achteruithendel in VRIJ-
LOOP staat. Blokkeer de voorwielen.
2. Koppel de accukabels los, de negatieve (-) kabel eerst. Zie WAARSCHUWING 'Om te voorkomen dat
het voertuig per ongeluk start...' op pagina 12.
3. Verwijder de olievuldop, zodat de olie goed kan weglopen.
4. Plaats een bak bestemd voor olieverversingen onder de aftapplug (Figuur 21 of Figuur 23).
Handleiding voor de eigenaar, 2005 Carryall 294 benzine- en dieselvoertuigen
3
1
Vol
niveau
Veilig
niveau
Laag
niveau
Figuur 20 Controle motoroliepeil – dieselvoertuigen
Motorolie
2
3
Veilig
niveau
Laag
niveau
pagina 35
Vol
niveau