Passagierszitje afstellen:
1. Neem de zitting uit het voertuig.
2. Verwijder de vier bouten en sluitringen uit de onderkant van de montageplaat van de zitting.
3. Lijn de gaatjes van de montageplaat uit met de gaatjes in de zitting afhankelijk van de gewenste stoelstand.
4. Installeer de sluitringen en de bouten en haal ze aan tot 10,8 N·m (96 in-lb).
5. Installeer het zitje in de voertuig. Zie de vorige WAARSCHUWING 'Zorg ervoor dat de scharnieren...'.
VOORBEWERKING EN DAGELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES
Ieder Club Car-voertuig is grondig onderzocht en afgesteld in de fabriek; wanneer u uw nieuwe voertuig(en)
in bezit neemt, moet u echter vertrouwd zijn met de bedieningen, indicators en werking. Controleer elk voer-
tuig zorgvuldig en vergewis u ervan dat het in perfecte staat verkeert voor u de levering aanvaardt.
Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw voertuig. U dient deze lijst dagelijks te gebruiken om ervoor
te zorgen dat het voertuig in goede staat verkeert en conform het Periodiek onderhoudsschema op pagina 30
wordt gebruikt. Eventuele defecten moeten worden hersteld door uw Club Car-dealer/-distributeur of een
getrainde monteur.
• Algemeen: Alle onderdelen moeten correct gemonteerd en geïnstalleerd zijn. Verifieer dat alle
moeren, bouten en schroeven goed vastzitten. Controleer of de slangklemmen goed zijn aangebracht.
• Informatiestickers met veiligheidsinformatie en andere informatie: Controleer of alle stickers zich
op de juiste plaats bevinden. Zie pagina's 4 tot 7.
• Rolbeugels (ROPS): Controleer of het ROPS niet is beschadigd en of alle hardware correct is beves-
tigd. Zie Rolbeugels (ROPS) en veiligheidsgordels op pagina 17.
• Veiligheidsgordels: Voer een visuele inspectie uit voor insnijdingen, gerafelde randen en loszittende
onderdelen. Zie Rolbeugels (ROPS) en veiligheidsgordels op pagina 17.
• Banden: Controleer de bandenspanning. Controleer banden dagelijks op slijtage en schade, en ga na
of ze goed zijn opgeblazen. Zie Voertuigspecificaties op pagina 48.
• Accu: Controleer of het elektrolytpeil voldoende is (Figuur 38, pagina 44). Controleer de accu-
klemmen. De kabels moeten goed vastzitten en corrosievrij zijn. De accu moet volledig opgeladen zijn.
• Motor: Controleer de motorolie- en koelvloeistofpeilen (dieselvoertuigen) en controleer op lekkages.
Zie Motorolie op pagina 34 en Koelvloeistof – dieselvoertuig op pagina 40. Controleer het lucht-
filter; vervang het, indien nodig.
• Brandstof: Controleer het brandstofpeil. Zie Instructies voor het tanken op pagina 41. Controleer de
brandstoftank, -leidingen, -dop, -pomp, -filters en carburateur (benzinevoertuigen) op lekkage. Tap het
water uit het brandstoffilter af (dieselvoertuig). Zie Water uit brandstoffilter aftappen op pagina 42.
• Uitlaatsysteem: Controleer op lekken.
• Hydraulische remmen: Controleer het vloeistofpeil. Zie Remvloeistof op pagina 34.
DE WERKING CONTROLEREN
Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de rij-instructies hebt gelezen
en begrepen, maakt u een proefrit.
Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van het voertuig en ga dagelijks na of het juist werkt. Eventuele
defecten moeten worden hersteld door uw Club Car-dealer/-distributeur of een getrainde monteur.
• Vooruit-/achteruithendel: Controleer of de hendel goed werkt. Zie Bedieningen en aanwijzers op
pagina 12.
Handleiding voor de eigenaar, 2005 Carryall 294 benzine- en dieselvoertuigen
Voorbewerking en dagelijkse veiligheidscontroles
pagina 19