8.2. Dieselvoertuigen: Draai wanneer het koud weer is de sleutel naar VOORVERWARMING en houd
hem 10-15 seconden in die stand vast om de gloeibougies voor te verwarmen. Draai de contact-
sleutel helemaal tot aan START en laat hem los nadat de motor is gestart. Indien de motor niet
binnen 10-15 seconden start, draai de sleutel dan naar UIT en herhaal de procedure. Laat de
sleutel los wanneer de motor start. De sleutel gaat teurg naar de stand AAN. De motor draait sta-
tionair wanneer de hendel op vrijloop staat.
9. Schakel de parkeerrem uit.
10. Terwijl u het rempedaal ingedrukt houdt, kiest u de rijrichting door de vooruit-/achteruithendel in de
gewenste stand te plaatsen (Figuur 4, pagina 14 of Figuur 5, pagina 14). De motor moet stationair
draaien voordat de schakelhendel mag worden verplaatst. Wanneer de vooruit-/achteruithendel in ACH-
TERUIT (R) staat, geeft een zoemer een waarschuwingssignaal.
11. Laat het rempedaal volledig los en druk langzaam het gaspedaal in. Naarmate het gaspedaal wordt inge-
drukt, komt het voertuig in beweging en gaat de snelheid omhoog totdat de maximumsnelheid wordt
bereikt. Bij de aandrijving van alle wielen worden automatisch de benodigde wielen aangedreven. Zie
volgende WAARSCHUWING.
ý
WAARSCHUWING
• De bestuurder moet bij het afdalen van hellingen de snelheid van het voertuig beperken.
• Schakel het voertuig niet uit VOORUIT (F) wanneer u een helling afdaalt. U kunt dan niet naar
ACHTERUIT (R) en evenmin opnieuw naar VOORUIT (F) schakelen zonder te stoppen.
• Druk bij het afdalen van een helling het rempedaal indien nodig in en druk het gaspedaal
gedeeltelijk in. Wanneer het gaspedaal gedeeltelijk ingedrukt is, zal de toerenregelaar zorgen
dat de motor de snelheid bij het afdalen helpt te beperken.
AANDRIJVING VAN ALLE WIELEN
De Carryall 294 beschikt over een aandrijfsysteem van alle wielen (AWD). Het AWD-systeem zet automatisch
het vermogen naar het wiel of de wielen die over de meeste grip beschikken, zodat er te allen tijde een opti-
male grip bestaat. Indien bijvoorbeeld alle wielen behalve het wiel rechtsachter de grip verliezen, dan wordt
al het vermogen op dat wiel gezet. Het AWD-voertuig kan de tractie aanpassen voor een grote verscheiden-
heid aan wegoppervlakken en -toestanden. Zie volgende WAARSCHUWING.
ý
WAARSCHUWING
• Bij servicewerkzaamheden aan het voertuig terwijl een deel van de voertuig op bokken staat,
mag de motor niet worden aangezet terwijl de vooruit-/achteruithendel in de stand VOORUIT (F)
of ACHTERUIT (R) staat. Bij de aandrijving van alle vier de wielen worden alle mogelijke wielen,
voor of achter, met anti-slip aangedreven. Zie Figuur 2 op pagina 11.
Onder de meeste omstandigheden hoeft de bestuurder niets te doen om het AWD-systeem in te schakelen.
Echter, het voordifferentieel kan onder bepaalde omstandigheden geblokkeerd raken (draait met dezelfde
snelheid ongeacht het terrein). Indien het voordifferentieel geblokkeerd is geraakt, rij dan langzaam ten
minste 3 m (10 ft) achteruit en rem dan zachtjes. Zie volgende WAARSCHUWING.
ý
WAARSCHUWING
• Indien het voordifferentieel geblokkeerd raakt, dan kan de controle over het stuur gedeeltelijk
verloren gaan. Om deze toestand te voorkomen, mag er bij het achteruit rijden niet extreem hard
worden geremd.
HET VOERTUIG TOT STILSTAND BRENGEN
Om het voertuig tot stilstand te brengen, laat u het gaspedaal los en drukt u het rempedaal in tot het voertuig
volledig stopt. Zie volgende WAARSCHUWING en VOORZICHTIG.
pagina 22
Handleiding voor de eigenaar, 2005 Carryall 294 benzine- en dieselvoertuigen
Rij-instructies