Download Print deze pagina

Boss BR-1200 CD Handleiding pagina 23

Advertenties

22. REVERB-toets
Hiermee roept u het scherm op waarin u het verstuurniveau
van elk spoor naar de loop-effect reverb kunt instellen, of het
scherm waarin u de reverbparameters kunt instellen (p. 126).
23. AUDIO TRACK MIXER-faders 1–8,
9/10, 11/12
Met deze faders regelt u de weergavevolumes van de
bijbehorende sporen.
Aangezien sporen 9/10 tot en met 11/12 vast als stereo-
sporen zijn ingesteld, regelt u het volume van deze stereo-
sporen tegelijkertijd met één fader. Daarnaast kunt u de
faders van sporen 8/9 tot en met 10/16 gebruiken om het
volume in te stellen van componenten van het ritmische
arrangement, zoals loop-frasen, bas en drums.
In deze handleiding gebruiken we verder de term
"spoorfaders" voor deze AUDIO TRACK MIXER-faders.
24. Spoorknoppen 1–8, 9/10, 11/12
Met spoorknoppen 1 t/m 8, en 9/10 t/m 11/12 selecteert u
sporen voor opname of stelt u parameters in. Daarnaast kunt u
ze gebruiken om bij het maken van een drum- of baspatroon
drum- en/of basgeluiden te selecteren. Aangezien sporen 9/10
t/m 11/12 vast als stereosporen zijn ingesteld, kunt u beide
sporen in het stereopaar tegelijkertijd met één knop selecteren.
Als u een spoor voor opname hebt geselecteerd, gaat de bijbe-
horende spoorknop rood knipperen. Zodra de opname wordt
gestart, brandt de indicator continu rood. Als de opname is
afgelopen, gaat de spoorknop oranje en groen knipperen. De
relatie tussen het type verlichting en de spoorstatus is als volgt:
Uit:
Het spoor bevat geen opgenomen audiodata.
Continu groen:
Het spoor bevat (opgenomen) audiodata.
Groen knipperend:
Het spoor bevat audiodata maar is uitgeschakeld (mute).
Rood knipperend:
Het spoor is geselecteerd voor opname en de BR-1200CD
staat in standby voor opname.
Continu rood:
Er wordt op het spoor opgenomen.
Oranje en groen knipperend:
Het spoor bevat opgenomen audiodata en is geselecteerd
voor opname.
Beschrijving van de panelen
Oranje knipperend:
Het spoor bevat opgenomen audiodata en werd geselecteerd
voor opname, maar is momenteel uitgeschakeld (mute).
25. VOCAL TOOL BOX-knop
Met deze knop schakelt u de Vocal Tool Box in en uit, en
roept u het scherm op waarin u de parameters instelt.
"Zangtoon corrigeren/Achtergrondkoor aan zang
toevoegen (Vocal Tool Box)" (p. 131)
26. MASTERING TOOL KIT-knop
Met deze knop schakelt u de Mastering Tool Kit in en uit, en
roept u het scherm op waarin u de parameters kunt instellen.
"Mastering" (p. 146)
27. SPEAKER MODELING-knop
Met deze knop schakelt u de Speaker Modeling in en uit, en
roept u het scherm op waarin u de parameters kunt instellen.
"De kenmerken van diverse monitorspeakers nabootsen
(Speaker Modeling)" (p. 142)
28. ARRANGEMENT/PATTERN-toets
Gebruik deze toets om voor ritmische arrangementen te
wisselen tussen de Arrange- en de Pattern-functie.
Raadpleeg p. 156 voor meer informatie over deze functies.
29. EDIT-toets
Wordt gebruikt om parameters voor drums, bas, loop-frasen en
ritmische arrangementen in te voeren en te bevestigen (p. 153).
Als de ARRANGEMENT-indicator brandt:
Druk op [EDIT] om het scherm op te roepen waarin u
ritmische arrangementen kunt maken en de relevante
parameters kunt bewerken.
Als de PATTERN-indicator brandt:
Druk op [EDIT] om het venster op te roepen waarin u drum-
en/of baspatronen kunt maken en de relevante parameters
kunt bewerken.
30. EZ COMPOSE-toets
Hiermee activeert u "Easy Compose", een handige functie om
snel ritmepatronen en arrangementen te creëren (p. 213).
23

Advertenties

loading